Uitspraak Nº C/08/177196 / HA ZA 15-538. Rechtbank Overijssel, 2017-04-12

ECLIECLI:NL:RBOVE:2017:2627
Docket NumberC/08/177196 / HA ZA 15-538
Date12 Abril 2017
CourtRechtbank Overijssel (Neederland)

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Zwolle

zaaknummer / rolnummer: C/08/177196 / HA ZA 15-538

Vonnis van 12 april 2017

in de zaak van

de coöperatie

COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,

gevestigd te Amsterdam,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

advocaat mr. J.P. Nonnekes te Rotterdam,

tegen

[X] ,

wonende te [plaats] ,

gedaagde in conventie,

eiser in reconventie,

advocaat mr. M.P. Geerdink te Assen.

Partijen zullen hierna Rabobank en [X] genoemd worden.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 21 september 2016;

  • -

    het proces-verbaal van comparitie van 20 januari 2017 en de daarin genoemde en daaraan gehechte stukken;

  • -

    de brief van 28 februari 2017 van mr Geerdink waarin hij bericht geen commentaar te hebben op de kort voor de comparitie van de zijde van Rabobank overgelegde algemene bankvoorwaarden.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De verdere beoordeling in conventie en in reconventie
2.1.

De vorderingen in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling.

2.2.

De vorderingen in reconventie zijn ingesteld voor het geval Rabobank in conventie ontvankelijk wordt geacht in haar vorderingen. In het tussenvonnis van 21 september 2016 is reeds geoordeeld dat Rabobank ontvankelijk is in haar vorderingen, zodat de door [X] aan zijn reconventionele vorderingen verbonden voorwaarde is vervuld.

2.3.

Rabobank heeft naar voren gebracht dat [X] zijn reconventionele vorderingen heeft gewijzigd zonder dat dit in het hoofd van de betreffende conclusie danwel op andere duidelijk herkenbare wijze kenbaar is gemaakt. Hoewel dat in strijd is met artikel 2.6 van het Landelijke procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbank gaat de rechtbank aan dit verweer voorbij. Niet gesteld of gebleken is dat Rabobank in haar procesbelangen is geschaad. Rabobank heeft immers op de gewijzigde vorderingen kunnen reageren en heeft dat ook gedaan.


Kern van het geschil

2.4.

Kern van het onderhavige geschil betreft de vraag of Rabobank rechtmatig de (krediet)overeenkomst(en) met [X] heeft opgezegd, tot executie van het perceel met chalet heeft kunnen overgegaan en [X] heeft doen registreren in het Incidentenregister en het Extern verwijzingsregister (EVR).

Opzegging overeenkomsten

2.5.

Volgens Rabobank heeft zij de kredietovereenkomst bij brief van 3 december 2014 opgezegd en heeft zij die opzegging herhaald bij brief van 22 september 2015. De rechtbank stelt vast, dat uit de brief van 3 december 2014 niet blijkt dat daarmee de kredietovereenkomst is opgezegd. Bij die brief zijn slechts de onder 1.1 en 1.2 genoemde overeenkomsten opgezegd, te weten de (onder 1.1 genoemde) overeenkomst van betaalrekening onder rekeningnummer [rekeningnummer] en de (onder 1.2 genoemde) overeenkomst elektronische distributie onder nummer 9244956. In de brief van 3 december 2014 staat verder vermeld dat het onder 1.3 vermelde hypotheekdossier zal worden overgedragen aan Bijzonder Beheer.

2.6.

Voormelde overeenkomsten van betaalrekening en elektronische distributie heeft Rabobank blijkens de brief van 3 december 2014 opgezegd onder verwijzing naar (onder meer) artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden 2009.

2.7.

Op grond van artikel 35 van de algemene bankvoorwaarden 2009 kan Rabobank de relatie met haar cliënt schriftelijk opzeggen en deelt zij desgevraagd de reden van de opzegging aan de cliënt mee. In de brief van 3 december 2014 heeft Rabobank de reden van opzegging meegedeeld.

2.8.

Rabobank was aldus op grond van die contractuele bepaling in beginsel gerechtigd deze overeenkomsten op te zeggen. De rechten en verplichtingen van partijen worden echter niet alleen bepaald door hetgeen uitdrukkelijk is overeenkomen, maar ook door de redelijkheid en billijkheid die hun rechtsverhouding beheerst. Daarom en in het kader van de aan haar toekomende opzeggingsbevoegdheid heeft Rabobank, mede gelet op de op haar rustende zorgplicht, rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van [X] .

Rabobank heeft voorts uit hoofde van de maatschappelijke functie van banken een bijzondere zorgplicht, ook jegens haar cliënten uit hoofde van de met hen bestaande contractuele verhouding. De reikwijdte van die zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval. De rechtbank zal dat in het hiernavolgende betrekken.

2.9.

Bij brief van 22 september 2015 heeft Rabobank met verwijzing naar de brieven van 3 december 2014 en 5 augustus 2015 en artikel 4 van de algemene voorwaarden voor particuliere leningen van de Rabobank 2013, de financiering [de rechtbank begrijpt: de kredietovereenkomst] “per direct” opgezegd.

2.10.

Artikel 4 van de algemene voorwaarden voor particuliere leningen luidt, voor zover relevant, als volgt:
4 Hoe kunnen wij een leningdeel beëindigen?

a In een aantal gevallen kunnen wij de lening of een leningdeel beëindigen. Dit kan door opzegging of opeising. Hierna staat welke gevallen dat zijn. Hebben wij de lening of een leningdeel opgezegd of opgeëist? Dan moet u de lening of dat leningdeel eerder aan ons terugbetalen. (…)
c Wij kunnen één of meer leningdelen ook direct opeisen. Wij hoeven u dan niet eerst in gebreke te stellen. Of aan andere eisen te voldoen. Dat betekent dat u dat leningdeel meteen aan ons moet terugbetalen. Wij hoeven daar niet om te vragen. In de volgende gevallen kunnen we één of meer leningdelen direct opeisen.
(…)
19 U of een andere debiteur of zekerheidgever heeft ons iets verteld dat niet waar is. Of heeft ons iets niet verteld dat wel belangrijk voor ons kan zijn. (…)
d Hebben wij een leningdeel opgeëist? Dan moet u direct nadat wij het leningdeel hebben opgeëist:
- dat leningdeel helemaal aan ons terugbetalen;
- alle rente die u nog moet betalen over dat leningdeel, aan ons betalen; en
- een eventuele boete en kosten aan ons betalen.

2.11.

Rabobank heeft aan de opzegging van de overeenkomsten van betaalrekening, elektronische distributie (bij brief van 3 december 2014) én de kredietovereenkomst (bij brief van 22 september 2015) ten grondslag gelegd dat sprake is van hypotheekfraude. Ter comparitie heeft Rabobank toegelicht dat volgens haar sprake is van het door [X] voorafgaande aan het verstrekte krediet verstrekken van onjuiste inkomensgegevens, het vertellen van onwaarheden en het niet vertellen wat voor Rabobank van belang kan zijn. Later kwam aan het licht, aldus Rabobank, dat ook de regels met betrekking tot het bouwdepot door [X] niet zijn nageleefd. De rechtbank constateert dat het partijdebat onder meer ook heeft plaatsgevonden over de vraag of [X] al dan niet in strijd met artikel 17 van de algemene voorwaarden voor bouwdepots van de Rabobank 2014 gelden uit het aan hem verstrekte bouwdepot anders heeft besteed dan het daarvoor beschreven bestedingsdoel. Nu een en ander niet ten grondslag is gelegd aan de opzegging van de overeenkomsten kan dit onbesproken blijven.

2.12.

Volgens Rabobank is er na afsluiting van de kredietovereenkomst een onderzoek gestart naar aanleiding van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT