Uitspraak Nº C/08/175123 / FA RK 15-1917. Rechtbank Overijssel, 2016-01-13

ECLIECLI:NL:RBOVE:2016:767
Docket NumberC/08/175123 / FA RK 15-1917
Date13 Enero 2016
CourtRechtbank Overijssel (Neederland)
RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht

Zittingsplaats Almelo

zaaknummer: C/08/175123 / FA RK 15-1917

beschikking van de enkelvoudige familiekamer voor burgerlijke zaken d.d. 13 januari 2016

inzake

[verzoeker] ,

verder te noemen: de man,

wonende te [woonplaats 1] ,

verzoeker,

advocaat mr. A.S.M. Zweerman-Oude Breuil,

en

[verweerster] ,

verder te noemen: de vrouw,

wonende te [woonplaats 2] ,

verweerder,

advocaat mr. T. Hermans.

1 Het procesverloop
1.1.

De rechtbank heeft kennis genomen van de navolgende bescheiden:

- het verzoek met bijlagen, binnengekomen op 11 augustus 2015;

- het verweer met bijlagen, binnengekomen op 7 oktober 2015;

- een op 13 november 2015 binnengekomen brief van mr. Zweerman-Oude Breuil van diezelfde datum met bijlagen;

- een op 16 november 2015 binnengekomen brief van mr. Hermans van 13 november 2015 met bijlagen;

- een op 19 november 2015 binnengekomen brief van mr. Zweerman-Oude Breuil van diezelfde datum met bijlagen;

- een op 20 november 2015 binnengekomen brief van mr. Zweerman-Oude Breuil van diezelfde datum met bijlage;

- een op 23 november 2015 e-mailbericht van mr. Zweerman-Oude Breuil met bijlage.

1.2.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 25 november 2015. Ter zitting zijn verschenen en gehoord: partijen beiden bijgestaan door hun advocaat.

2 De feiten
2.1.

Partijen zijn op [datum 1] te [plaats 1] met elkaar gehuwd, uit welk huwelijk zijn geboren de navolgende minderjarige kinderen:

[A] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] ,

[B] , geboren te [plaats 2] op [geboortedatum 4] ,

[C] , geboren te [plaats 2] op [geboortedatum 6] .

Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over voornoemde kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw.

2.2.

Partijen hebben een ouderschapsplan opgesteld. In dit ouderschapsplan zijn partijen in artikel 5.1 als volgt overeengekomen:

“5.1 met ingang van de in artikel 3.6 van het echtscheidingsconvenant bedoelde datum van eindigen van het recht
van bewoning van de moeder, betaalt de vader aan de moeder een bijdrage in de kosten van verzorging en
opvoeding en/of levensonderhoud en studie aan de kinderen ter grootte van € 2.400 per maand (€ 800 per
maand per kind), bij vooruitbetaling aan de moeder te voldoen. In verband met de inkomenspositie van de man
als gevolg van overname door de man van het aandeel van de vrouw in de gezamenlijke woning (zie artikel 3
van het echtscheidingsconvenant) zijn de ouders overeengekomen dat de kinderalimentatie de eerste drie jaar
€ 2.000 (€ 600,67 per kind) per maand zal bedragen. Deze kinderalimentatie – ook de tijdelijk verlaagde
kinderalimentatie – zal zijn onderworpen aan de wettelijke indexering als bedoeld in artikel 1:402a BW, voor
het eerst met ingang van 1 januari 2013.”

2.3.

Bij beschikking van [datum 2] heeft de rechtbank Almelo de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, welke echtscheidingsbeschikking op 9 augustus 2012 is ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand.

2.4.

Bij voormelde echtscheidingsbeschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang, bepaald dat:
- de inhoud van hiervoor bedoeld echtscheidingsconvenant en onderhoudsplan deel
uitmaakt van die beschikking;
- de man aan de vrouw met ingang van de in het convenant vermelde datum als
bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding € 800,- per kind per maand zal
voldoen.

2.5.

Ingevolge de wettelijke indexering beloopt voormelde bijdrage met ingang van 1 januari 2015 € 827,49 per kind per maand

3 Het verzoek

De man verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de bij ouderschapsplan van 29 juni 2012 overeengekomen en bij beschikking van de
rechtbank Almelo van [datum 2] vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging
en opvoeding van de minderjarige kinderen te wijzigen en deze bijdrage met ingang
van 15 juli 2015, dan wel met ingang van 11 augustus 2015, nader vast te stellen op
€ 129,25 per kind per maand, dan wel op een zodanig bedrag en met ingang van een
zodanige datum als de rechtbank juist acht,
- de vrouw te veroordelen om hetgeen zij op basis van de onderhavige beschikking
teveel aan kinderalimentatie van de man heeft ontvangen c.q. door de man
onverschuldigd is betaald, aan de man terug te betalen binnen twee weken na de
datum van de onderhavige beschikking.

4 Het verweer

De vrouw verzoekt de rechtbank de man in zijn verzoek niet-ontvankelijk te verklaren dan wel dit verzoek af te wijzen, kosten rechtens.

5 De beoordeling

De ontvankelijkheid

5.1.

De man stelt dat sprake is van wijzigingen van omstandigheden er onder meer in gelegen dat uit de nieuwe relatie van de man een kind is geboren en dat de vrouw in het huwelijk is getreden. Dit maakt dat de man kan worden ontvangen in zijn verzoek. Of deze gewijzigde omstandigheden ook tot wijziging van de thans geldende bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen zal dienen te leiden, wordt hierna beoordeeld.

De bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding

De behoefte

5.2.

In geschil is de behoefte van de minderjarige kinderen van partijen.

5.3.

De rechtbank hanteert voor de vaststelling van de behoefte van de minderjarige kinderen de tabel "Eigen aandeel van ouders in de kosten van kinderen" die behoort bij het rapport Alimentatienormen van de Expertgroep Alimentatienormen. Uitgangspunt voor de bepaling van de behoefte van een kind is de aanbeveling van de Expertgroep Alimentatienormen om uit te gaan van het gezinsinkomen van de ouders ten tijde van de samenleving dan wel het latere inkomen van de onderhoudsplichtige ouder als dat nadien hoger is dan dat gezinsinkomen.

5.4.

Gebleken is dat de ouders medio 2012 gescheiden zijn gaan leven, zodat het inkomen dat beide partijen op dat moment ter beschikking stond als leidraad heeft te gelden voor de vaststelling van de behoefte van de kinderen.

5.5.

Uit de door de man overgelegde aangifte IB/PVV 2012 volgt dat hij in dat jaar een inkomen had van € 100.008,- en een inkomen uit overige werkzaamheden (vermogen) van € 785,- per jaar, hetgeen rekening houdend met de premies voor inkomensvoorzieningen van € 6.908,- per jaar, de voor hem geldende tarieven inkomstenbelasting, de algemene heffingskorting en de arbeidskorting, neerkomt op een besteedbaar inkomen van € 5.237,- netto per maand.

5.6.

Uit de door de vrouw overgelegde aangifte IB/PVV 2012 volgt dat zij in dat jaar een fiscale winst voor ondernemersaftrek had van € 103.392,-, hetgeen rekening houdend met de zelfstandigenaftrek, de MKB-winstvrijstelling, de premies voor inkomensvoorzieningen van € 6.484,- per jaar, de voor haar geldende tarieven inkomstenbelasting, de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, de inkomensafhankelijke combinatiekorting en de op aanslag verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage ZVW, neerkomt op een besteedbaar inkomen van € 6.110,- netto per maand.

5.7.

Het gezamenlijk netto gezinsinkomen bedroeg ten tijde van het huwelijk aldus € 11.347,- per maand.

5.8.

Op basis van de tabel 2012, 17 kinderbijslagpunten en voormeld netto gezinsinkomen berekent de rechtbank het aandeel van de ouders in de kosten van de minderjarige kinderen op € 1.510,- per maand, hetgeen na indexering met ingang van 1 januari 2015 neerkomt op (afgerond) € 1.562,- per maand, of wel (afgerond) € 521,- per kind per maand.

5.9.

De vrouw stelt echter dat de werkelijke kosten van de verzorging en opvoeding minimaal € 2.400,- per maand bedragen voor de drie kinderen samen. De man betwist dat. Hij is van mening dat, nu de oppaskosten zijn verdwenen, de kosten van de kinderen € 517,- per kind per maand bedragen.

5.10.

De rechtbank overweegt als volgt. Zoals hiervoor is overwogen bedroeg het netto gezinsinkomen van partijen ten tijde van het huwelijk circa € 11.347,- per maand. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet automatisch volstaan kan worden met de vaststelling dat in de tabelbedragen alle normale, in de desbetreffende inkomenscategorie redelijkerwijs te maken kosten van de kinderen zijn begrepen (zie ook HR 4 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3479). Dit geldt temeer nu bij de bepaling van de behoefte van kinderen het welvaartsniveau ten tijde van het huwelijk eveneens een rol speelt. Om die reden ligt het niet voor de hand dat de behoefte bij een netto maandinkomen van € 11.347,- gelijk zou zijn aan de behoefte bij het hoogste in de tabel voorkomende netto maandinkomen van € 6.000,- of meer. Met de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT