Uitspraak Nº C/09/534532 / FA RK 17-4654. Rechtbank Den Haag, 2017-07-28
ECLI | ECLI:NL:RBDHA:2017:8480 |
Date | 28 Julio 2017 |
Docket Number | C/09/534532 / FA RK 17-4654 |
Court | Rechtbank Den Haag (Neederland) |
Rechtbank Den HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 17-4654
Zaaknummer: C/09/534532
Datum beschikking: 28 juli 2017 (bij vervroeging)
de moeder,
wonende te [woonplaats] , Iran,
advocaat: mr. J.H. Weermeijer te Delft (voorheen mr. M.M. Dezfouli te Den Haag).
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
de vader,
wonende op een geheim adres,
advocaat: mr. H.P. Scheer te Utrecht (voorheen mr. S. van Oers te Nijmegen).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het aanvullend verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- het verslag van de bijzondere curator van 14 juli 2017;
- de brief van 14 juli 2017, met bijlagen, van de zijde van de moeder.
Op 4 juli 2017 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder, vergezeld van de tolk de heer [naam] en bijgestaan door mr. M.M. Dezfouli, en de vader, vergezeld van de tolk de heer [naam] en bijgestaan door mr. S. van Oers. Het betrof hier een regiezitting met het oog op crossborder mediation in internationale kinderontvoeringszaken met als behandelend rechter, tevens kinderrechter, mr. A.C. Olland. De behandeling ter terechtzitting is aangehouden.
Op genoemde regiezitting is aan partijen de gelegenheid geboden om een crossborder mediation traject te volgen, gefaciliteerd door het Mediation Bureau van het Centrum Internationale Kinderontvoering, teneinde tot een minnelijke regeling te komen. Partijen hebben daar om hen moverende redenen geen gebruik van gemaakt.
Bij beschikking van deze rechtbank van 4 juli 2017 is mevrouw mr. drs. I. Sandig benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige [minderjarige] (in voornoemde beschikking geschreven als [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Iran. De bijzondere curator is verzocht de volgende vragen te beantwoorden:
-
Wat geeft de minderjarige zelf aan over een eventueel verblijf in Iran en een eventueel verblijf in Nederland?
-
In hoeverre lijkt de minderjarige zich vrij te kunnen uiten?
-
In hoeverre lijkt de minderjarige de gevolgen van het verblijf in Iran of het verblijf in Nederland te overzien?
-
Zijn er nog bijzonderheden naar voren gekomen die van belang zijn voor de te nemen beslissingen?
Op 18 juli 2017 is de behandeling ter terechtzitting van de meervoudige kamer voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de moeder, vergezeld van de tolk de heer [naam] en bijgestaan door mr. J.H. Weermeijer, de vader, vergezeld van de tolk de heer [naam] en bijgestaan door mr. H.P. Scheer, en de bijzondere curator mevrouw mr. drs. I. Sandig.
De moeder heeft verzocht:
de onmiddellijke terugkeer van na te melden minderjarige te bevelen, zo nodig met behulp van de sterke arm, althans de terugkeer van de minderjarige vóór een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum te bevelen, waarbij de moeder toestemming dient te krijgen om de minderjarige mee te nemen of mee te laten nemen door een door de moeder gemachtigde derde, naar Iran en daarbij te bepalen dat de minderjarige onmiddellijk aan de moeder dient te worden overgedragen in afwachting tot aan vertrekdatum;
de vader te veroordelen in de proceskosten, waaronder te betalen een nog te specificeren bedrag aan de moeder ter zake van de gemaakte kosten die de moeder in verband met de ontvoering en de teruggeleiding heeft gemaakt en nog dient te maken;
om gedurende de teruggeleidingsprocedure de minderjarige uit huis te plaatsen, althans in veiligheid te brengen, of een beslissing te nemen hieromtrent die de rechtbank juist acht;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de moeder, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
- Partijen zijn gehuwd geweest.
- Zij zijn de ouders van het volgende thans nog minderjarige kind:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Iran.
- Op 21 januari 2016 is de minderjarige in het kader van een door de rechtbank vastgestelde bezoekregeling overgedragen aan de vader. De vader heeft de minderjarige niet conform de bezoekregeling op 22 januari 2016 teruggebracht naar de moeder.
- Op 17 mei 2016 is de vader met de minderjarige (en zijn nieuwe partner) Nederland in gereisd.
- Partijen en de minderjarige hebben de Iraanse nationaliteit.
- De moeder heeft zich op 17 maart 2017 gewend tot de Nederlandse Centrale Autoriteit (CA). De zaak is bij de CA geregistreerd onder IKO nr. [nr.] .
De moeder heeft haar verzoek gebaseerd op het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale kinderontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (hierna: het Verdrag). Hoewel Iran geen partij is bij het Verdrag, is volgens artikel 2 van de Uitvoeringswet internationale kinderontvoering (hierna: de Uitvoeringswet) deze wet tevens van toepassing in de gevallen van internationale ontvoering van kinderen die niet door een verdrag worden beheerst.
Op grond van artikel 11 lid 1 van de Uitvoeringswet is de rechtbank Den Haag bevoegd kennis te nemen van alle zaken met betrekking tot de gedwongen afgifte van een internationaal ontvoerd kind aan degene...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT