Uitspraak Nº C/09/525880 / FA RK 17-586. Rechtbank Den Haag, 2017-02-27
ECLI | ECLI:NL:RBDHA:2017:1782 |
Date | 27 Febrero 2017 |
Docket Number | C/09/525880 / FA RK 17-586 |
Court | Rechtbank Den Haag (Neederland) |
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 17-586
Zaaknummer: C/09/525880
Datum beschikking: 27 februari 2017
de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Colgecen te 's-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
de vader,
wonende te [woonplaats] , België,
advocaat: mr. A.F.M. den Hollander te Rotterdam .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het faxbericht d.d. 27 januari 2017, met bijlage, van de zijde van de moeder;
- het verweerschrift.
Op 13 februari 2017 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder, vergezeld van de doventolk mevrouw [naam] en bijgestaan door haar advocaat, alsmede de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
De moeder heeft verzocht:
de teruggeleiding van na te melden minderjarige naar de moeder;
vast te stellen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder zal zijn;
een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,-- per week, of een bedrag dat de rechtbank billijk voorkomt;
tot betaling van de proceskosten en de buitengerechtelijke kosten;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Tevens heeft de vader zelfstandig verzocht vast te stellen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader zal zijn, onder veroordeling van de moeder in de kosten van de procedure.
- Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
- Zij zijn de ouders van het volgende thans nog minderjarige kind:
- [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , België.
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] uit.
- Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam d.d. 9 december 2009 is de ondertoezichtstelling over [de minderjarige] uitgesproken, welke bij opvolgende beschikkingen is verlengd tot 9 december 2013.
- [de minderjarige] was tot 8 augustus 2016 woonachtig bij de moeder te [plaats] .
- Op 8 augustus 2016 is [de minderjarige] door de grootmoeder (vaderszijde) meegenomen naar België en niet meer teruggekeerd naar Nederland.
- De vader heeft de Belgische nationaliteit, de moeder heeft de Russische nationaliteit en [de minderjarige] heeft de Belgische nationaliteit.
- De moeder heeft zich gewend tot de Nederlandse Centrale Autoriteit (CA). De zaak is bij de CA geregistreerd onder IKO nr. 170004.
- De vader is voor de rechtbank in België, [plaats] , een gezagsprocedure gestart; op 10 februari 2017 is de zaak aldaar behandeld en aangehouden in afwachting van het verloop van de onderhavige procedure.
Het verzoek tot teruggeleiding
Rechtsmacht Nederlandse rechter
De moeder heeft (naar de rechtbank leest) haar verzoek tot teruggeleiding van [de minderjarige] vanuit België naar Nederland gebaseerd op het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale kinderontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (hierna: het Verdrag). Nederland en België zijn partij bij het Verdrag.
Het Verdrag heeft – voor zover hier van belang – tot doel de onmiddellijke terugkeer te verzekeren van kinderen die ongeoorloofd zijn overgebracht naar of worden vastgehouden in een Verdragsluitende staat. Het Verdrag beoogt hiermee een zo snel mogelijk herstel van de situatie waarin het kind zich bevond direct voorafgaand aan de ontvoering of vasthouding. Een snel herstel van de aan de ontvoering of vasthouding voorafgaande situatie wordt geacht de schadelijke gevolgen hiervan voor het kind te beperken.
De vader heeft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter om te beslissen op het verzoek van de moeder tot teruggeleiding betwist.
Ter beantwoording aan de rechtbank ligt daarom...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT