Uitspraak Nº C-09-535020-HA ZA 17-679. Rechtbank Den Haag, 2019-01-23

ECLIECLI:NL:RBDHA:2019:500
Date23 Enero 2019
Docket NumberC-09-535020-HA ZA 17-679
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

Zaak- / rolnummers: C/09/535020 / HA ZA 17/679, C/09/536878 / HA ZA 17/804, C/09/537016 / HA ZA 17/819 en C/09/539094 / HA ZA 17/945

Vonnis van 23 januari 2019

in zaak C/09/535020 / HA ZA 17/679 van

4. [eisende partij A] ,

wonende te [plaats 1] , Indonesië,

in zaak C/09/536878 / HA ZA 17/804 van

2. [eisende partij B] ,

3. [eisende partij C] ,

beiden wonende te [plaats 2] , Indonesië,

in zaak C/09/537016 / HA ZA 17/819 van

1. [eisende partij D] ,

2. [eisende partij E] ,

beiden wonende te [plaats 3] , Indonesië,

3. [eisende partij F] ,

4. [eisende partij G] ,

beiden wonende te […] ,

in zaak C/09/539094 / HA ZA 17/945 van

[eisende partij H] ,

wonende te [plaats 4] , Indonesië,

eisers,

advocaat mr. A. Vossenberg te Amsterdam

tegen

in alle zaken

de publiekrechtelijke rechtspersoon

DE STAAT DER NEDERLANDEN (ministerie van defensie),

zetelend te Den Haag,

gedaagde,

advocaat: mr. K. Teuben.

Eisers worden hierna tezamen aangeduid als eisers en ieder voor zich met hun achternaam. Gedaagde wordt de Staat genoemd.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaardingen met producties van 3 maart 2017 (zaak C/09/535020 / HA ZA 17/679) en 10 maart 2017 (de andere zaken);

  • -

    de conclusies van antwoord, met producties;

  • -

    de tussenvonnissen waarbij een comparitie van partijen is bevolen;

  • -

    de tijdens de comparitie van partijen door partijen voorgedragen pleitnotities;

het proces-verbaal van de op 10 december 2018 gehouden comparitie van partijen, de daarin genoemde stukken (prod 39 t/m 82 van eisers en prod 14 t/m 16 van de Staat) en de opmerkingen van eisers bij het buiten hun aanwezigheid opgemaakte proces-verbaal van die comparitie.

1.2.

Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2 De feiten in alle zaken
2.1.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft Japan de toenmalige Nederlandse kolonie Nederlands-Indië bezet. Na de capitulatie van Japan hebben de nationalistische leiders Soekarno en Hatta op 17 augustus 1945 de Republiek Indonesië uitgeroepen. Nederland heeft de Republiek Indonesië toen niet erkend. Op 27 december 1949 heeft Nederland de soevereiniteit over Nederlands-Indië overgedragen aan de Republiek Indonesië.

2.2.

De tussengelegen periode van 17 augustus 1945 tot 27 december 1949 was in Nederlands-Indië een chaotische tijd, waarin ook misdragingen hebben plaatsgevonden enerzijds van Indonesiërs gericht tegen Nederlanders en Nederlandsgezinde Indonesiërs en anderzijds van eenheden van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (hierna: het KNIL) en/of Nederlandse legereenheden gericht tegen Indonesiërs.

in zaken C/09/536878 / HA ZA 17/804 en C/09/537016 / HA ZA 17/819

2.3.

In de loop van 1946 is het nationalistische verzet in Zuid-Celebes steeds omvangrijker en gewelddadiger geworden. De toen aanwezige KNIL-eenheden waren niet in staat om de rust en orde te herstellen. Daarom heeft het toenmalige Nederlands-Indische bestuur in december 1946 de staat van oorlog afgekondigd voor Zuid-Celebes. Ook is toen besloten om het Departement Speciale Troepen (ook een KNIL-onderdeel, hierna: het DST) onder leiding van kapitein Raymond Westerling naar Zuid-Celebes te zenden, met de opdracht om Zuid-Celebes te “zuiveren” van nationalistische opstandelingen die zich aan ernstige terreurdaden schuldig hadden gemaakt. Dit om zo de rust en orde onder Nederlands koloniaal gezag op Zuid-Celebes te herstellen.

2.4.

Het DST is op 5 december 1946 aangekomen op Zuid-Celebes in de hoofdstad Makassar . Het DST en andere onderdelen van het KNIL hebben daarna van december 1946 t/m april 1947 zogenoemde “zuiveringsacties” uitgevoerd in de regio Zuid-Celebes, waarbij telkens zogenoemde “standrechtelijke executies” hebben plaatsgevonden van mannen die werden verdacht van verboden nationalistische activiteiten en/of terreur. Die executies werden vaak in aanwezigheid van de dorpsbevolking uitgevoerd om zo de nationalistische terreur te breken en gehoorzaamheid, rust en orde af te dwingen. Westerling heeft die zuiveringsacties later zelf aldus samengevat dat hij daarbij “optrad als officier van justitie, rechter en beul tegelijkertijd”. De militairen van het DST en andere onderdelen van het KNIL hadden van de autoriteiten géén richtlijnen meegekregen over de manier waarop de zuiveringen moesten worden uitgevoerd en hebben hun handelen steeds naar eigen inzicht bepaald.

2.5.

Vanaf december 1946 bereikten de Nederlands-Indische autoriteiten berichten van misdragingen bij de zuiveringsacties op Zuid-Celebes.

2.6.

Op 21 februari 1947 heeft generaal Spoor de noodrechtbevoegdheid ingetrokken. Op 22 februari 1947 is besloten om het DST terug te trekken van Zuid-Celebes en op 4 maart 1947 is het DST daar vertrokken. Daarna, in maart en april 1947, hebben andere KNIL-militairen nog zuiveringsacties uitgevoerd op Zuid-Celebes.

in zaak C/09/536878 / HA ZA 17/804

2.7.

Op 28 januari 1947 zijn in Suppa ruim 200 mannen geëxecuteerd door Nederlandse militairen.

in zaak C/09/537016 / HA ZA 17/819

2.8.

In de periode van december 1946 tot en met april 1947 zijn ongeveer 250 mannen geëxecuteerd door Nederlandse militairen in of bij dorpen in de regio Bulukumba.

in zaken C/09/536878 / HA ZA 17/804 en C/09/537016 / HA ZA 17/819

2.9.

In 1947 is de zogenoemde commissie-Enthoven ingesteld om een onderzoek in te stellen naar “de oorzaken, de omvang en verschijningsvorm van de ongeregeldheden die gedurende het tijdvak December 1946-Februari 1947 in Zuid-Celebes hebben plaats gevonden en de maatregelen en acties die hebben gevoerd tot het herstel van orde en rust in het betrokken gebied, gezien in verband met alle omstandigheden die daarop van invloed zijn geweest”. De commissie-Enthoven concludeerde in 1948 in haar rapport, dat bij het militair optreden in Zuid-Celebes sprake was geweest van een aantal excessen in met name Paré-Paré en Galung Lombok, maar dat dit optreden verder gezien moest worden als de geboden uitoefening van de bevoegdheid van de overheid tot herstel van recht en veiligheid in de noodtoestand die was ontstaan. Het rapport is niet gepubliceerd maar ter vertrouwelijke kennisname voor de leden van de Eerste en de Tweede Kamer ter griffie gedeponeerd.

in zaak C/09/535020 / HA ZA 17/679

2.10.

Op 21 juli 1947 was Nederland de Eerste Politionele Actie begonnen. Na de afkondiging van een staakt het vuren op 5 augustus 1947, volgde een periode van guerilla-activiteit en politieke onderhandelingen. In januari 1948 is de Renville-overeenkomst gesloten.

2.11.

Nadat verzetsstrijders zich eind 1948 opnieuw hadden gegroepeerd vanuit nieuwe bases en hun strijd tegen het Nederlandse leger intensiveerden, is in december 1948 besloten om over te gaan tot de Tweede Politionele Actie, die aanving op 19 december 1948. Eind december 1948 beval generaal Spoor om extra acties op te zetten op het eiland Sumatra, onder meer de operatie “Modder”, die op 5 januari 1949 werd uitgevoerd in Rengat en Air Molek in Oost-Sumatra. Tijdens deze operatie werden parachutisten gedropt in deze regio om de olievelden bij Air Molek en Rengat te veroveren. Tijdens deze actie op 5 januari 1949 is in Rengat door verschillende oorzaken – te weten standrechtelijke executies, luchtaanvallen en militair optreden op de grond – een onbekend aantal slachtoffers gevallen, waaronder ook veel burgers.

2.12.

[vader A] , de vader van [eisende partij A] en destijds bupati (regent) van Rengat, is op 5 januari 1949 bij de aanval op Rengat door Nederlandse militairen uit zijn woning gehaald en tezamen met anderen geëxecuteerd. Zijn stoffelijke resten zijn in een rivier gegooid en zijn nooit meer teruggevonden.

in zaken C/09/536878 / HA ZA 17/804 en C/09/537016 / HA ZA 17/819

2.13.

Nadat in 1949 strafrechtelijk onderzoek was ingesteld tegen vier leidinggevende militairen van het KNIL (inclusief het DST) op verdenking van het plegen van strafbare feiten bij het militair optreden op Zuid-Celebes, is eind 1954 definitief besloten om deze militairen niet (verder) te vervolgen.

2.14.

In 1954 hebben C. Van Rij en W.H.J. Stam in hun “Rapport betreffende de Zuid-Celebeszaak” geconcludeerd dat de handelingen van de militaire actieleiders bij de zuiveringen niets met rechtspraak te maken hadden, maar gekwalificeerd moeten worden als “tegenterreur”, die onder alle omstandigheden afkeurenswaardig is. Van Rij en Stam stellen verder vast dat het niet mogelijk is uit de stukken ook maar enigermate tot een juiste opstelling van het aantal slachtoffers van deze tegenterreur te komen.

in alle zaken

2.15.

Na nieuwe meldingen in de Nederlandse pers en politiek over ook andere in de jaren 1945-1949 in het gehele toenmalige Nederlands-Indië gepleegde misdragingen, is daarover in juni 1969 in opdracht van de Nederlandse regering de zogenoemde Excessennota uitgebracht. Bijlage 2 daarvan bevat een rapport met bijlagen over de toen zogenoemde “Zuid-Celebesaffaire”. Hierin staat onder meer vermeld: “De drastische middelen die het detachement bij de uitvoering van deze opdracht heeft toegepast, vielen buiten het kader van een normale militaire actie.” In juli 1969 heeft de Tweede Kamer na debat de Excessennota 1969 “voor kennisgeving aangenomen”.

2.16.

Bij de jaarlijkse herdenking in Jakarta van het uitroepen van de Republiek Indonesië heeft de toenmalige Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Bot op 16 augustus 2005 in een toespraak onder meer verklaard dat Nederland zich achteraf bezien “met de grootschalige inzet van Nederlandse militairen in 1947 aan de verkeerde kant van de geschiedenis heeft geplaatst”. Daarbij heeft hij namens de Nederlandse regering diepe spijt betuigd voor het daardoor bij een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT