Uitspraak Nº C/09/516573 / HA ZA 16-975. Rechtbank Den Haag, 2017-12-27

ECLIECLI:NL:RBDHA:2017:15380
Docket NumberC/09/516573 / HA ZA 16-975
Date27 Diciembre 2017
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/516573 / HA ZA 16-975

Vonnis van 27 december 2017

in de zaak van

1. de vereniging

VERENIGING MILEUDEFENSIE,

gevestigd te Amsterdam,

2. de stichting

STICHTING ADEM ROTTERDAM,

gevestigd te Rotterdam,

+ 57 individuele eisers (eisers 3 t/m 59)

eisers,

advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,

behandelend advocaat mr. A.H.J. van der Biesen,

TEGEN


de publiekrechtelijke rechtspersoon

DE STAAT DER NEDERLANDEN (ministerie van infrastructuur en milieu),

zetelend te Den Haag,

gedaagde,

advocaat: mr. G.J.H. Houtzagers,

behandelend advocaten mr. E.H.P. Brans en mr. R.D. Reinders.

Eisers worden hierna tezamen aangeduid als “Milieudefensie cs”. Eiseres 1 wordt aangeduid als “Milieudefensie” en eiseres 2 als “Adem”. De individuele eisers worden tezamen aangeduid als “de individuele eisers”.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding van 1 augustus 2016;

  • -

    de akte overlegging producties van Milieudefensie cs;

  • -

    de conclusie van antwoord met producties;

  • -

    het vonnis waarbij een comparitie van partijen is gelast;

  • -

    het proces-verbaal van de op 14 november 2017 gehouden comparitie van partijen en de daarin genoemde stukken: de voorafgaand aan de comparitie van partijen toegezonden producties van Milieudefensie cs en de Staat en hun pleitnotities.

1.2.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op het proces-verbaal. Zij hebben daar gebruik van gemaakt bij brieven van 18 december 2017.

1.3.

Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2 De feiten
2.1.

Artikel 2 van de statuten van Milieudefensie vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:

1. De vereniging stelt zich ten doel een bijdrage te leveren aan het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en het behoud van cultureel erfgoed, alsmede te streven naar een duurzame samenleving – dit alles op mondiaal, landelijk, regionaal en lokaal niveau, in de meest ruime zin en een en ander in het belang van de leden van de vereniging en in het belang van de kwaliteit van het milieu, de natuur en het landschap in de meest ruime zin voor huidige en toekomstige generaties.

2. De Vereniging tracht haar doel te bereiken door (...) het verkrijgen van gerechtelijke uitspraken en het uitvoeren van alle handelingen en acties die de Vereniging nodig acht om haar doel te bereiken.”

2.2.

Artikel 2 van de statuten van Adem luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

“De Stichting heeft ten doel het leveren van een bijdrage aan gezonde lucht in een autoluw Rotterdam (…) en voorts al hetgeen met een en ander rechtsreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn (…)”

2.3.

De individuele eisers wonen in Amsterdam, Arnhem, Den Haag, Geldrop-Mierlo, Leiden, Rotterdam, Schiedam, Maastricht, Roermond, Rijswijk, Utrecht en Voorburg. Zij hebben zichzelf onderverdeeld in drie groepen, afhankelijk van de mate waarin zij op de plaats waar zij woonachtig zijn, worden geconfronteerd met NO2 (stikstofdioxide), uitgaande van:

  1. de resultaten van de door het RIVM uitgevoerde NSL-monitor 2015;

  2. de door de GGD Amsterdam in 2015 uitgevoerde metingen met palmesbuizen;

  3. in 2015 uitgevoerde metingen door vrijwilligers – waaronder de individuele eisers – met door Milieudefensie beschikbaar gestelde palmesbuizen.

2.4.

De eerste groep (eisers 3 t/m 23) betreft mensen die woonachtig zijn op een plaats waar de onder 2.3 bedoelde metingen wijzen op een NO2 waarde van meer dan 40 µm per m3. De tweede groep (eisers 24 t/m 32) is woonachtig op een plaats waar deze metingen wijzen op een NO2 waarde van 35 tot 40 µm per m3. De derde groep (eisers 33 t/m 59) bestaat uit eisers die woonachtig zijn op een plaats waar deze metingen wijzen op een NO2 waarde van meer dan 20 µm per m3.

2.5.

Luchtvervuiling door stikstofdioxide (NO2) en “fijn stof”(de stoffen PM10 en PM2,5) kan een breed spectrum aan (zeer) ernstige negatieve gezondheidseffecten met zich brengen. Verkeer levert de belangrijkste bijdrage aan luchtvervuiling met deze stoffen. Daarnaast dragen veehouderijen bij aan vervuiling met fijnstof.

2.6.

In 2005 heeft de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) de “WHO Air quality guidelines for particulate matter, ozone, nitrogen dioxide and sulfer dioxide. Global update 2005. Summary of risk assessment” (hierna: de WHO-guidelines) vastgesteld. Daarin zijn de volgende richtwaarden voor NO2 en fijnstof (P2,5 en P10) neergelegd:

  • -

    NO2: 40 µm per m3 (jaargemiddelde) / 200 µm per m3 (uurgemiddelde);

  • -

    PM2,5: 10 µm per m3 (jaargemiddelde) / 25 µm per m3 (etmaalgemiddelde);

  • -

    PM10: 20 µm per m3 (jaargemiddelde) / 50 µm per m3 (etmaalgemiddelde).

2.7.

Richtlijn 2000/50/EG betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (Pb EG 11 juni 2008, L 152), hierna: “de Richtlijn” benoemt in Bijlage XI grenswaarden voor vervuilende stoffen. Voor NO2 en PM10 is de grenswaarde 40 µm per m3 (jaargemiddelde). Voor PM2,5 is de grenswaarde 25 µm per m3 (jaargemiddelde).

2.8.

De Richtlijn is in de plaats getreden van – voor zover hier van belang – de (kader) Richtlijn 1996/62/EG van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit (Pb EG 29 november 1996, L 296) en de (dochter) Richtlijn 1999/30 EG van 22 april 1999 betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht (Pb EG 29 juni 1999, L163 41).

2.9.

De Richtlijn moest uiterlijk op 11 juni 2010 zijn geïmplementeerd. Dat is gebeurd in titel 5.2 van de Wet milieubeheer.

2.10.

Op grond van de Richtlijn moest de grenswaarde voor PM10 op 11 juni 2010 zijn bereikt. De grenswaarde voor NO2 moest op 1 januari 2010 zijn bereikt. Op 1 januari 2015 moest de grenswaarde voor PM2,5 zijn bereikt.

2.11.

Nederland heeft op grond van artikel 22 van de Richtlijn derogatie verkregen voor NO2 en PM10. De Europese Commissie heeft bij beschikking van 7 april 2009 (C(2009) 2560) te kennen gegeven daartegen geen bezwaar te hebben. Als gevolg van de derogatie schoven de data waarop uiterlijk aan de grenswaarden moest zijn voldaan op en werd Nederland tot die uiterste data vrijgesteld van de verplichting om aan de grenswaarden te voldoen.

2.12.

Nederland moest na verkregen derogatie op 11 juni 2011 aan de grenswaarde voor PM10 voldoen en op 1 januari 2015 aan de grenswaarde voor NO2. De grenswaarden voor deze stoffen en deze uiterste data zijn opgenomen in Bijlage 2 bij de Wet milieubeheer.

2.13.

Om derogatie te verkrijgen, moest onder meer met een luchtkwaliteitsplan als bedoeld in artikel 23, lid 1, van de Richtlijn, worden aangetoond dat aan het eind van de derogatieperiode overal aan de grenswaarden zou zijn voldaan. Daartoe heeft de minister van VROM bij besluit van 30 juli 2009 het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (hierna: NSL) vastgesteld. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden en gold tot 1 augustus 2014.

2.14.

Het NSL vervulde twee functies:

“Het NSL als luchtkwaliteitsplan heeft dus in eerste instantie de functie om de kennisgeving aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen, dat Nederland van mening is dat derogatie van toepassing is, te onderbouwen en aan te tonen dat voor het einde van de derogatieperiode overal aan de grenswaarden wordt voldaan.”

Nadat dit is gebeurd:

gaat het NSL als onderdeel van de wettelijke programmasystematiek zijn tweede functie vervullen, te weten als programma dat gericht is op het tijdig bereiken van de grenswaarden, rekening houdend met noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Daartoe worden maatregelen (met een wettelijke uitvoeringsplicht) opgenomen in het NSL. Tevens worden de ruimtelijke ontwikkelingen en projecten die in betekenende mate van invloed zijn op de luchtkwaliteit opgenomen in het NSL.”

Zie Memorie van Toelichting bij de Wijziging van de Wet milieubeheer (implementatie en derogatie luchtkwaliteitseisen), Kamerstukken II, 2007-2008, 31 598, nr. 3, p13-14.

2.15.

Het NSL voorziet in nationale maatregelen voor het verkeer, de landbouw, de industrie en Schiphol. Daarnaast voorziet het NSL in locatie specifieke en regionale maatregelen. Het is geen statisch programma. Gedurende de looptijd kan het NSL worden bijgesteld door projecten en maatregelen toe te voegen, te wijzigingen of te laten vervallen – waarbij geldt dat projecten activiteiten zijn die de luchtkwaliteit (kunnen) belasten en maatregelen activiteiten zijn die zijn gericht op verbetering van de luchtkwaliteit. Ook kan het NSL (meer ingrijpend) worden gewijzigd, met toepassing van de in artikel 5.12 Wet milieubeheer neergelegde procedure.

2.16.

Het RIVM monitort jaarlijks de voortgang en uitvoering van het NSL.

2.17.

Op 11 juni 2011 werd niet overal in Nederland voldaan aan de grenswaarde voor PM10.

2.18.

De NSL-monitoringsrapportage van het RIVM over 2013 bevatte (op p 76) – voor zover hier van belang – de volgende aanbeveling voor verbetering van de monitoring:

“ − Onzekerheid
Meer zekerheid over het daadwerkelijk behalen van de grenswaarden kan worden bereikt door aan te sturen op een waarde die een paar microgram onder de norm ligt.”

2.19.

Bij besluit van 3 juni 2014 (Scrt. 2014, 15920) is de looptijd van het NSL verlengd tot en met 31 december 2016. De toelichting vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:

De reden voor verlenging

De verwachting is dat de grenswaarden op tijd kunnen worden gehaald, maar dit vergt wel extra inspanning. Pas in 2016, als de gegevens van het voorgaande jaar beschikbaar zijn, is er zekerheid of Nederland in 2015 aan de grenswaarde voor stikstofdioxide heeft voldaan. De staatssecretaris van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT