Uitspraak Nº C/09/508628 / FA RK 16-2604. Rechtbank Den Haag, 2016-05-09

ECLIECLI:NL:RBDHA:2016:4931
Date09 Mayo 2016
Docket NumberC/09/508628 / FA RK 16-2604
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)

Rechtbank Den HAAG

Meervoudige Kamer

Rekestnummer: FA RK 16-2604

Zaaknummer: C/09/508628

Datum beschikking: 09 mei 2016 (bij vervroeging)

Internationale kinderontvoering
Beschikking op het op 5 april 2016 ingekomen verzoek van:
[de vader] ,

de vader,

wonende te [woonplaats] , Oostenrijk,

advocaat: mr. M.J.W. Jongenelen te Roosendaal.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,

wonende te [woonplaats] ,

advocaat: mr. J.A.M. Schoenmakers te Breda.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

  • -

    het verzoekschrift;

  • -

    de brief d.d. 12 april 2016 van de zijde van de moeder;

- de brief d.d. 13 april 2016, met bijlagen, van de zijde van de moeder.

Op 14 april 2016 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk, alsmede de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Het betrof hier een regiezitting met het oog op crossborder mediation in internationale kinderontvoeringszaken met als behandelend rechter, tevens kinderrechter, mr. J.M. Vink. De behandeling ter terechtzitting is aangehouden.

Op genoemde regiezitting is aan partijen de gelegenheid geboden om een crossborder mediation traject te volgen, gefaciliteerd door het Mediation Bureau van het Centrum Internationale Kinderontvoering, teneinde tot een minnelijke regeling te komen. Partijen hebben daarmee toen ingestemd. Nadien heeft de moeder om haar moverende redenen alsnog ervan afgezien het crossborder mediation traject te volgen, waardoor dit niet van de grond is gekomen.

Vervolgens heeft de rechtbank nog de volgende stukken ontvangen:

  • -

    het verweerschrift;

  • -

    de brief d.d. 25 april 2016 van de zijde van de vader, met bijlagen.

De minderjarigen zijn op 28 april 2016 in raadkamer gehoord.


Op 28 april 2016 is de behandeling ter terechtzitting van de meervoudige kamer voortgezet. Hierbij zijn verschenen: partijen, bijgestaan door hun advocaten. De vader

werd tevens bijgestaan door een tolk. Door beide advocaten zijn pleitnotities overgelegd.

Verzoek en verweer

De vader heeft verzocht, met toepassing van artikel 13 van de Uitvoeringswet internationale kinderontvoering (hierna: de Uitvoeringswet), de onmiddellijke terugkeer van na te melden minderjarigen te bevelen, althans de terugkeer van de minderjarigen vóór een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum te bevelen, waarbij de moeder de minderjarigen dient terug te brengen naar Oostenrijk, dan wel – indien de moeder nalaat de minderjarigen terug te brengen – te bepalen op welke datum de moeder de minderjarigen met de benodigde geldige reisdocumenten aan de vader zal afgeven, zodat hij de minderjarigen zelf mee terug kan nemen naar Oostenrijk, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Zij heeft verzocht de vader te veroordelen in de kosten van deze procedure.

Feiten

Op basis van de overgelegde stukken gaat de rechtbank uit van de volgende, als niet in

geschil zijnde, tussen partijen vaststaande feiten.

Partijen en de minderjarigen hebben de Oostenrijkse nationaliteit.

Partijen zijn gehuwd geweest van [datum] tot [datum] . Zij zijn de ouders

van de thans nog minderjarige kinderen: [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te

[geboorteplaats] , Oostenrijk, en [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Oostenrijk.

Op [datum] is door het Bezirksgericht Imst te Oostenrijk tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beslissing is opgenomen in het proces-verbaal van de zitting. Partijen hebben daarbij op grond van hun verplichtingen in het kader van de echtscheiding een overeenkomst gesloten, inhoudende dat de minderjarigen voortaan hoofdzakelijk in het huishouden van de moeder worden verzorgd en dat de persoonlijke contacten tussen de vader en de minderjarigen door de ouders buiten de rechter om en flexibel geregeld worden.

Omstreeks 7 april 2015 heeft de moeder aan de vader te kennen gegeven met de minderjarigen naar Nederland te willen verhuizen.

Op grond van een onderhoud dat de vader tijdens het spreekuur van de rechtbank had en op grond van telefonisch overleg met kinder- en jeugdzorg van het districtsbestuur Imst heeft de rechtbank zowel aan de ouders als aan de kinder- en jeugdzorg van het districtsbestuur Imst op 8 april 2015 schriftelijk medegedeeld (overeenkomstig de beëdigde vertaling uit de
Duitse taal):

“Volgens de heersende rechtspraak mag de ouder die het hoofdgezag heeft (in het onderhavige geval de moeder) ondanks de wettelijke bepaling van § 162, lid 2 van het ABGB niet eigenmachtig met de gezamenlijke kinderen naar het buitenland verhuizen, maar dient zich in te spannen om de toestemming van de andere ouder te verkrijgen en bij afwijzing door de andere ouder rekening te houden met diens advies, indien dit (bijvoorbeeld in het geval van taalbarrières, wisseling van school,…) voor het welzijn van het kind beter is.

Bijlage: Uitspraken van het Oberster Gerichtshof zaaknummers 2 Ob 153/14k en 9 Ob 8/14p.”

Op 10 april 2015 vond bij de kinder- en jeugdzorg van het districtsbestuur Imst een gesprek met beide ouders plaats.

Op 14 april 2015 heeft de vader bij de rechtbank Imst een verzoek ingediend om het ouderlijk gezag voor de beide minderjarigen aan hem alleen toe te kennen of in het geval dat beide ouders met het ouderlijk gezag zijn belast, te bepalen dat de minderjarigen hoofdzakelijk in zijn huisouden worden verzorgd (kenmerk [kenmerknummer] ). Hierop werd op 14 april 2015 voor 6 mei 2015 een zitting vastgesteld.

Bij beschikking d.d. 26 mei 2015 van Bezirksgericht Imst te Oostenrijk (kenmerk [kenmerknummer] ) is de zorg voor beide minderjarigen voor een periode van zes maanden primair aan de vader opgedragen. Voorts wordt hem opgedragen om de moeder een zodanig toereikend recht op contact toe te staan dat ook zij de verzorging en opvoeding van de minderjarigen kan waarnemen. Tevens is het de moeder verboden om met de minderjarigen Oostenrijk te verlaten en wordt bepaald dat de reisdocumenten moeten worden ingenomen.

De minderjarigen verblijven in ieder geval sinds 15/16 april 2015 niet...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT