Uitspraak Nº C/09/546094 / HA ZA 18-56. Rechtbank Den Haag, 2020-04-08

ECLIECLI:NL:RBDHA:2020:3220
Date08 Abril 2020
Docket NumberC/09/546094 / HA ZA 18-56
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/546094 / HA ZA 18-56

Vonnis van 8 april 2020

in de zaak van

[de B.V.] ,te [plaats 1] ,

eiseres in conventie,

verweerster in voorwaardelijke reconventie,

advocaat mr. I.P. Biemond te Krimpen aan den IJssel,

tegen

[gedaagde] ,

te [plaats 2] ,

gedaagde in conventie,

eiser in voorwaardelijke reconventie,

advocaat (thans) mr. M.J. Goedhart te Rotterdam.

Partijen zullen hierna ' [de B.V.] ' en ' [gedaagde] ' genoemd worden.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding, met producties,
    - de conclusie van antwoord, met producties,

  • -

    het tussenvonnis van 25 juli 2018;

  • -

    de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie;

  • -

    het proces-verbaal van descente en comparitie van partijen ter plaatse van
    5 december 2018;

  • -

    de akte tot vermeerdering van eis van [de B.V.] , met producties;

  • -

    de akte uitlaten van [gedaagde] .

1.2.

Na bezwaar van [gedaagde] heeft de rolrechter op 6 september 2019 het verzoek van [de B.V.] om pleidooi afgewezen.

1.3.

Ten slotte is - na verschillende aanhoudingen - vonnis bepaald op heden.

2 De feiten in conventie en in voorwaardelijke reconventie
2.1.

[de B.V.] is eigenaar van het perceel met nummer [I] (hierna 'perceel [I]') op de hieronder afgebeelde kadastrale kaart, met als adres: [adres 1]. Op dit perceel zijn verschillende bedrijven gevestigd. [gedaagde] is in 1983 eigenaar geworden van het perceel met nummer [II] (hierna 'perceel [II]') op die kaart en bewoont sindsdien de zich op dat perceel bevindende woning, met als adres [adres 2].

ivm privacy overwegingen niet gepubliceerd

2.2.

Aanvankelijk behoorden beide percelen toe aan één eigenaar ([X B.V.]), waarbij de thans door [gedaagde] bewoonde woning op perceel [II] diende als bedrijfswoning.

2.3.

Op 23 december 1975 is het perceel [II] overgedragen aan een derde ([A]). Met het oog op de ontsluiting van (de woning op) dat perceel is in de notariële leveringsakte een recht van erfdienstbaarheid gevestigd. Deze luidt als volgt:

"(…) verklaren bij deze te vestigen de erfdienstbaarheid van weg ten behoeve en ten nutte van gemeld perceel
[… 1] (rechtbank: thans perceel [II]), als heersend erf, en ten laste van de percelen [… 2] en [… 3] (rechtbank: beide percelen thans perceel [I]) (eigendom van de door de laatst verschenen comparant vertegenwoordigde vennootschap), als lijdende erven, zulks om te komen van en te gaan naar de openbare weg, zijnde de [Openbare Weg] te [plaats 2]. Deze erfdienstbaarheid zal eerst kunnen worden uitgeoefend zodra het daartoe bestemde pad (=stoep) is aangelegd."

2.4.

Op onderstaande kaart is door middel van de aanduiding "pad" aangegeven hoe - aan de hand van de gevestigde erfdienstbaarheid - vervolgens in 1975 uitvoering is gegeven aan de ontsluiting van het perceel [II].

ivm privacy overwegingen niet gepubliceerd

2.5.

[de B.V.] en haar rechtsvoorganger hebben toegestaan dat de rechtsvoorganger van [gedaagde] en nadien ook [gedaagde] het pad, dat bestaat uit gestort puin en een lengte heeft van ongeveer 100 meter, (ook) gebruikt om met een auto vanaf de [Openbare Weg] naar het perceel [II] te rijden en andersom, alsmede om auto's direct vóór dat perceel te parkeren op het aan haar ( [de B.V.] ) toebehorende perceel [I]. Met het oog op dit laatste heeft [gedaagde] op een gegeven moment het deel vóór zijn perceel dat wordt gebruikt om auto’s te parkeren bestraat door middel van klinkers. Het bestrate deel van het perceel van [de B.V.] biedt ruimte om twee auto’s te parkeren.

2.6.

Bij exploot van 22 februari 2017 heeft [de B.V.] aan [gedaagde] laten betekenen een brief van haar advocaat van diezelfde datum met de volgende inhoud:

"Tot mij wendde zich de besloten vennootschap [de B.V.] met verzoek haar bij te staan in verband met het navolgende.

Cliënte is eigenares van perceel [I] op bijgevoegde kadastrale kaart, onder andere van de oprit naar de dijk. Voornoemde perceel is niet bezwaard met erfdienstbaarheden. Gebleken is dat u structureel gebruik maakt van die oprit terwijl daar geen recht toe bestaat. Al eerder heeft cliënte u bericht dat zij gelet op het gebrek aan alternatieven uwerzijds bereid is dat gebruik toe te staan maar uitsluitend aan u. Het recht dat u verkrijgt is derhalve niet overdraagbaar. Uitdrukkelijk mag u het ook niet aanmerken als een bezit te goeder trouw dat door verjaring uw eigendom kan worden. Cliënte behoudt zich het recht voor de toestemming in te trekken indien zich alternatieven voor u aandienen, indien u misbruik maakt van het verleende recht en/of indien zij het perceel verkoopt. Ook wijs ik u erop dat het niet is toegestaan te parkeren op het erf van cliënte.

Indien u mocht menen dat er sprake is van een lopende verjaringstermijn voor het bezit van enig recht, dan wijs ik u erop dat het alsdan gepretendeerde bezit niet (langer) te goeder trouw is. Door deze brief bent u ervan op de hoogte dat u geen bezitter bent van enig recht om het perceel van cliënte op welke wijze dan ook te gebruiken. Voor zover nodig wordt enige bestaande lopende verjaringstermijn langs deze weg (dan ook) uitdrukkelijk gestuit ex artikel 3:104 van het burgerlijk wetboek."

3 Het geschil in conventie
3.1.

Na vermeerdering van eis vordert [de B.V.] , zakelijk weergegeven:

I. [gedaagde] - op straffe van verbeurte van een dwangsom - te verbieden één of meer auto's of andere motorvoertuigen te parkeren of doen parkeren op het perceel [I];

II. te verklaren voor recht dat het [gedaagde] op grond van de erfdienstbaarheid niet is toegestaan op andere wijze dan te voet of met een (brom)fiets over het perceel [I] te rijden;

III. voorwaardelijk, voor zover mocht worden geoordeeld dat [gedaagde] enig recht toekomt om op het perceel [I] te parkeren: [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 217,80, inclusief BTW, per maand voor iedere maand dat hij van het parkeerrecht gebruik maakt, primair met ingang van 22 februari 2017 (de datum van het onder 2.6 vermelde exploot), subsidiair vanaf 4 januari 2018 (de dag van dagvaarding);

een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

3.2.

Verkort weergegeven voert [de B.V.] daartoe het volgende aan.

[gedaagde] meent ten onrechte dat hij het recht heeft om het pad ook met een auto te gebruiken en dat het deel van perceel [I] direct vóór de ingang van zijn perceel mag dienen als parkeerplaats. Blijkens de tekst in de vestigingsakte is het pad slechts bedoeld als stoep, ofwel voetpad/trottoir, zodat auto's zich er niet over mogen begeven. Louter bij wijze van vriendendienst heeft [de B.V.] in het verleden het autogebruik en het parkeren toegestaan. Mede met het oog op de toekomstplannen van [de B.V.] - een zakelijke uitbreiding - heeft zij recht op en belang bij duidelijkheid over haar rechtspositie. Voor zover mocht worden geoordeeld dat [gedaagde] gerechtigd is auto's te (laten) parkeren direct vóór zijn perceel op het perceel van [de B.V.] , maakt [de B.V.] - bij wijze van schadevergoeding - aanspraak op een gebruiksvergoeding, die moet worden vastgesteld op een bedrag van € 217,80 (inclusief BTW) per maand.

3.3.

[gedaagde] voert verweer.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt - voor zover nodig - hierna nog nader ingegaan.

in voorwaardelijke reconventie

3.5.

Zakelijk weergegeven vordert [gedaagde]...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT