Uitspraak Nº C/10/459226 / HA ZA 14-931. Rechtbank Rotterdam, 2017-02-01

ECLIECLI:NL:RBROT:2017:714
Docket NumberC/10/459226 / HA ZA 14-931
Date01 Febrero 2017

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel

zaaknummer / rolnummer: C/10/459226 / HA ZA 14-931

Vonnis van 1 februari 2017

in de zaak van

de rechtspersoon naar buitenlands recht

TERMEXIM LTD,

gevestigd te Nicosia, Cyprus,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

advocaat mr. H.T. Kernkamp,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

GLENCORE GRAIN B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

advocaat mr. V.R. Pool.

Partijen zullen hierna Termexim en Glencore genoemd worden.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 19 augustus 2015 (hierna: het tussenvonnis van 19 augustus 2015) alsmede de daaraan ten grondslag liggende processtukken;

  • -

    de conclusie na tussenvonnis van Termexim, met producties;

  • -

    de conclusie na tussenvonnis tevens houdende akte vermeerdering van eis in reconventie van Glencore, met producties;

  • -

    de akte houdende verzet wijziging van eis ex art. 130 Rv van Termexim;

  • -

    de rolbeslissing van 30 maart 2016, waarbij het verzet van Termexim tegen de wijziging van eis in reconventie ongegrond is verklaard;

  • -

    de akte uitlaten vermeerdering van eis in reconventie van Termexim, met één productie;

  • -

    de akte uitlaten productie van Glencore.

1.2.

Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2 De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie

inleiding

2.1.

In het tussenvonnis van 19 augustus 2015 is de zaak naar de rol verwezen teneinde partijen - als eerste Termexim - de gelegenheid te geven hun standpunten bij conclusie nader te concretiseren, toe te lichten en (met stukken) te onderbouwen als bedoeld onder 4.10 van dat tussenvonnis.

2.2.

In deze zaak is op geen enkel moment in geschil geweest tussen partijen dat hun rechtsverhouding contractueel van aard is. Op de comparitie van 28 mei 2015 hebben partijen een processuele rechtskeuze voor Oekraïens recht gedaan (zie onder 4.3 van het tussenvonnis van 19 augustus 2015). Ten tijde van deze rechtskeuze - en thans ook nog - verschilden partijen van mening hoe hun overeenkomst(en) moet(en) worden gekwalificeerd. Aangezien partijen aan hun genoemde rechtskeuze voor Oekraïens recht verder geen voorwaarden hebben verbonden, is dit recht derhalve mede van toepassing op de vraag hoe deze overeenkomst(en) moet(en) worden gekwalificeerd. Voor zover partijen (in het kader van deze kwalificatiediscussie) van mening verschillen over de uitleg van bepalingen uit hun overeenkomst(en), dienen deze meningsverschillen te worden opgelost aan de hand van het recht dat deze overeenkomst(en) beheerst, derhalve Oekraïens recht, zo volgt uit artikel 12 lid 1 aanhef en sub a juncto artikel 3 Rome I-Vo (Verordening (EG) Nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst).

2.3.

In haar op 1 juni 2016 genomen akte uitlaten vermeerdering van eis in reconventie kiest Termexim, met het oog op het “onverhoopte geval” dat de rechtbank oordeelt dat de overeenkomsten nietig of vernietigbaar zijn dan wel op andere aan het Oekraïense recht ontleende gronden de rechtskracht aan de verplichting tot betaling door Glencore ontneemt, subsidiair voor de toepasselijkheid van Cypriotisch recht op de overeenkomsten. Volgens Termexim zou namelijk sprake zijn van strijdigheid met de beginselen van de Nederlandse rechtsorde wanneer - samengevat - Glencore niet hoeft te betalen onder door haar met Termexim gesloten overeenkomsten waaraan Termexim reeds uitvoering heeft gegeven. Gesteld noch gebleken is dat Glencore met deze gewijzigde opstelling van Termexim akkoord is gegaan. Evenmin is gesteld dan wel gebleken dat Termexim bij het - zonder enig voorbehoud - uitbrengen van haar rechtskeuze voor Oekraïens recht op de comparitie gedwaald heeft. Door vervolgens in een laat stadium van de onderhavige procedure subsidiair van deze onvoorwaardelijke rechtskeuze terug te komen handelt Termexim dan ook in strijd met de beginselen van een goede procesorde, zodat de rechtbank aan dit verzoek van Termexim voorbij gaat.

kwalificatie (uitleg) van de overeenkomsten

2.4.

Bij de beantwoording van de partijen verdeeld houdende vraag hoe de overeenkomsten juridisch gekwalificeerd moeten worden is de rechtbank niet gebonden aan de standpunten van partijen. Het van het toepasselijke Nederlandse burgerlijk procesrecht deel uitmakende artikel 25 Rv (‘De rechter vult ambtshalve de rechtsgronden aan’) ziet namelijk ook op het geval waarin de rechtsverhouding tussen partijen beheerst wordt door buitenlands privaatrecht.

2.5.

De drie tussen partijen gesloten overeenkomsten, met nummer 0802-TR d.d. 8 februari 2012, met nummer 2903-TR d.d. 29 maart 2012 en met nummer 0504-TR d.d. 5 april 2012 (hierna gezamenlijk aangeduid als de “Overeenkomsten” en afzonderlijk respectievelijk als “Overeenkomst 0802/2012”, “Overeenkomst 2903/2012” en “Overeenkomst 0504/2012”), worden door Termexim enerzijds gekwalificeerd als Oekraïensrechtelijke expeditieovereenkomsten waarbij Termexim is opgetreden als expediteur. Hiervoor baseert Termexim zich op de door haar als productie 6 bij haar conclusie van antwoord in reconventie in het geding gebrachte legal opinion van 12 mei 2015 van Alex Bobrik, een legal consultant bij Maritime Consulting Agency te Marioepol, Oekraïne. Anderzijds kwalificeert Termexim deze Overeenkomsten als Oekraïensrechtelijke overeenkomsten waarbij zij heeft gehandeld als tussenpersoon c.q. commissionair van wie de werkzaamheden voornamelijk bestonden uit het ten behoeve van haar principaal op eigen naam sluiten van diverse overeenkomsten en het financieel afwikkelen daarvan. Termexim baseert zich in dit verband niet uitsluitend op de tekst van de Overeenkomsten. Volgens haar zagen de Overeenkomsten blijkens de tekst daarvan niet op bepaalde vervoerstrajecten en blijkt uit die tekst evenmin welke verplichtingen Termexim precies had jegens Glencore.

2.6.

Glencore op haar beurt kwalificeert de Overeenkomsten als Oekraïensrechtelijke (onder)verhuurovereenkomsten waarbij Termexim is opgetreden als verhuurder en Glencore als huurder. Hiervoor baseert Glencore zich op de door haar als productie 5 bij haar conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie in het geding gebrachte legal opinion (“memorandum”) van 27 november 2014 van de advocaten Ihor Siusel en Vladyslav Kurylko van het advocatenkantoor Baker & McKenzie in Kiev, Oekraïne, alsmede op een door haar als productie 15 bij haar conclusie na tussenvonnis in het geding gebrachte legal opinion van 25 februari 2016 van genoemde advocaat Ihor Siusel.

2.7.

In de legal opinion van Bobrik wordt gewezen op drie soorten Oekraïense wetgeving inzake ‘freight forwarding’: hoofdstuk 65 van het Oekraïens Burgerlijk Wetboek (hierna: OBW), artikel 316 van het Handelswetboek (Commercial Code) van Oekraïne (hierna: OHW) en de wet ‘On freight forwarding activity’. Van hoofdstuk 65 van het OBW maakt deel uit artikel 929 lid 1 OBW. Zowel artikel 929 lid 1 OBW, artikel 316 OHW als artikel 9 lid 1 van genoemde wet houdt een omschrijving van een expeditieovereenkomst in die volgens Bobrik het volgende inhoudt:

“Under a freight forwarding agreement one party [forwarder] shall be obliged to perform or organize the performance of services connected with cargo transportation for fee and at the cost of the other party [customer].”

2.8.

In de twee legal opinions van Baker & McKenzie wordt gewezen op artikel 759 lid 1 OBW en wordt deze wetsbepaling aldus uitgelegd dat daarin is bepaald dat het bij een huurovereenkomst moet gaan om een overeenkomst (agreement) “under which the lessor provides or promises to provide to the lessee property for use for a fee, for a certain period of time”. De rechtbank maakt hieruit op dat voor het bestaan van een huurovereenkomst naar Oekraïens recht in ieder geval vereist zijn een verbintenis van de verhuurder jegens de huurder, zijn contractuele wederpartij, tot het voor gebruik beschikbaar stellen aan laatstgenoemde gedurende een bepaalde tijd van een zaak(goed) en een verbintenis van de huurder tot betaling van een geldsom hiervoor aan de verhuurder.

2.9.

Het antwoord op de vraag hoe de Overeenkomsten moeten worden gekwalificeerd moet (mede) worden gevonden in de uitleg van de Overeenkomsten. Zowel in de legal opinions van Baker & McKenzie als in die van Bobrik wordt ter onderbouwing van de wijze van uitleg van de Overeenkomsten gewezen op het bepaalde...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT