Uitspraak Nº C/10/520361 / HA ZA 17-148. Rechtbank Rotterdam, 2018-03-21
ECLI | ECLI:NL:RBROT:2018:4048 |
Docket Number | C/10/520361 / HA ZA 17-148 |
Date | 21 Marzo 2018 |
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAMTeam handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/520361 / HA ZA 17-148
Vonnis in incident van 21 maart 2018
in de zaak van
de vennootschap naar het recht van het land en de plaats van haar vestiging
[eiseres] ,
gevestigd te Brunsbüttel, Duitsland,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. R.L. Latten te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERFEED B.V.,
gevestigd te Etten-Leur,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. K.H.L. van Waasbergen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Interfeed genoemd worden.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
-
de dagvaarding van 3 januari 2017 met producties
-
-
de incidentele conclusie voor alle weren houdende exceptie van onbevoegdheid met
productie
-
-
de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident met producties
-
-
de pleitnota van Interfeed
-
-
de pleitaantekeningen van [eiseres]
-
-
het proces-verbaal van de pleidooizitting van 21 september 2017.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
[eiseres] en Interfeed hebben op 8 december 2015 middels een per e-mail verzonden “fixture” een overeenkomst van reisbevrachting ten aanzien van het m.s. “Ventura” gesloten. Bij het sluiten van deze overeenkomst is Reederei [eiseres] (hierna: RES) opgetreden als commercieel manager/“inhouse chartering broker” van [eiseres] en Vertom Shipping and Trading B.V. (hierna: Vertom) als bevrachtingsmakelaar voor de bevrachter Interfeed. In deze overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
“gencon cp 4% otherwise as per fixture m.v. Newa”.
RES is de “exclusive Shipbroker for the German Shipowner Reederei [eiseres] ”. Tot de door RES beheerde vloot behoren onder andere het m.s. “Newa” en het m.s. “Ventura”. [eiseres] is eigenaresse van laatstgenoemd schip.
[eiseres] en Interfeed hebben eerder, op 11 november 2015, middels een per e-mail verzonden “fixture” een overeenkomst van reisbevrachting ten aanzien van het m.s. “Newa” gesloten. Bij het sluiten van deze overeenkomst is RES opgetreden als commercieel manager/“inhouse chartering broker” van [eiseres] en Vertom als bevrachtingsmakelaar voor de bevrachter Interfeed. In deze overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
“gencon cp 4% as per att pro-forma”.
Aan de “Gencon” Charter is de “Rider to charter party” toegevoegd met daarin de clausules 18 tot en met 34. Clausule 23 luidt als volgt:
“General average and arbitration, if any, to be settled in Rotterdam.”
Interfeed vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart op grond van artikel 1022 Rv. Volgens Interfeed is zij met [eiseres] een arbitrageovereenkomst overeengekomen (clausule 23 van de “Rider clauses”) die voldoet aan de vereisten van artikel 1021 Rv en artikel II van het Verdrag erkenning en tenuitvoerlegging buitenlandse scheidsrechtelijke uitspraken (hierna: Verdrag van New York), met Rotterdam als plaats van arbitrage.
[eiseres] betwist dat haar vordering is onderworpen aan arbitrage. Tussen [eiseres] en Interfeed bestaat geen wilsovereenstemming over arbitrage en clausule 23 van de “Rider clauses” voldoet niet aan de vereisten van artikel 1021 Rv en artikel II Verdrag van New York.
De rechtbank overweegt als volgt. Partijen twisten over de materiele en formele geldigheid van de gestelde arbitrageovereenkomst (clausule 23 van de “Rider clauses”). In geschil is enerzijds of de gestelde arbitrageovereenkomst tot stand is gekomen en anderzijds of deze voldoet aan de vormvereisten. Tot slot is de uitleg van de arbitrageovereenkomst in geschil.
materiele...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT