Uitspraak Nº C/13/603077 / HA ZA 16-201. Rechtbank Amsterdam, 2016-11-30

ECLIECLI:NL:RBAMS:2016:7843
Docket NumberC/13/603077 / HA ZA 16-201
Date30 Noviembre 2016
CourtRechtbank Amsterdam (Neederland)

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rolnummer: C/13/603077 / HA ZA 16-201

Vonnis van 30 november 2016

in de zaak van

1 [eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. de vennootschap naar Duits recht

[eiser sub 2] ,

gevestigd te [plaats] ,

eisers,

advocaat mr. A.C. Breuer te Amsterdam,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST / DOUANE AMSTERDAM,

Mede gevestigd te Amsterdam,

gedaagde,

advocaat mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding te Amsterdam.

Eisers zullen hierna respectievelijk [eiser sub 1] en [eiser sub 2] en gezamenlijk [eisers gezamenlijk] worden genoemd. Gedaagde wordt de Ontvanger genoemd.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding van 12 februari 2016 met producties

  • -

    de conclusie van antwoord met producties

  • -

    het tussenvonnis van 1 juni 2016

  • -

    het proces-verbaal van comparitie van 19 oktober 2016 en het daarin genoemde stuk.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten
2.1.

[eiser sub 1] , zijn (inmiddels overleden) vader [vader] en anderen zijn aandeelhouder en bestuurder van [eiser sub 2] . [eiser sub 2] is onder andere handelaar in pluimveevlees.

2.2.

[eiser sub 2] was enig aandeelhouder van Fingerfood-Geflügel GmbH (“Fingerfood”). Op 7 april 2008 is Fingerfood failliet verklaard.

2.3.

[eiser sub 1] en twee directeuren van de firma Taxexpert International AG, gevestigd in Zwitserland, hebben in 2003 de eveneens in Zwitserland gevestigde vennootschap Devolaille AG (“Devolaille”) opgericht. Fingerfood en Devolaille waren opgericht om namens [eiser sub 2] de in- en verkoop van pluimveevlees uit Brazilië en Argentinië te verzorgen. Devolaille is op 28 mei 2007 ontbonden.

2.4.

Over de jaren 2005 en 2006 zijn namens Fingerfood aangiften gedaan in Nederland voor het in het verkeer brengen van bevroren, rauw kippenvlees. De aangiften zijn gedaan door twee Nederlandse aangevers en een Nederlandse vertegenwoordiger.

2.5.

De Inspecteur heeft drie uitnodigingen tot betaling (“UTB’s”) opgelegd aan de aangevers/vertegenwoordiger en (voor zover hier relevant) [eiser sub 1] en [eiser sub 2] en [vader] op de voet van artikel 201 lid 3 Communautair Douanewetboek, Verordening EEG nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 (“CDW”).

2.6.

Na nadere controle heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat een hoger bedrag verschuldigd was dan in voornoemde UTB’s was nagevorderd. De Inspecteur heeft daarom nogmaals drie UTB’s opgelegd aan de aangevers/vertegenwoordiger en aan [eiser sub 2] , [eiser sub 1] en [vader] .

2.7.

[eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben tegen de hun in totaal zes uitgereikte UTB’s bezwaar gemaakt bij de Inspecteur en vervolgens beroep bij de rechtbank en hoger beroep bij het hof ingesteld. Het hof heeft de beroepen ongegrond verklaard en de uitspraken van de rechtbank bevestigd (gerechtshof Amsterdam 17 april 2014. ECLI:NL:GHAMS:2014:1402 en ECLI:GHAMS:2014:1444)

2.8.

Het door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] vervolgens ingestelde cassatieberoep is bij arresten van 26 september 2014 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de beroepschriften niet de gronden van het beroep bevatten.

2.9.

De Ontvanger is vervolgens gaan invorderen. Van de zes UTB’s zijn er drie betaald door [eiser sub 2] . Voor de betaalde drie UTB’s was geen zekerheid gesteld.

2.10.

De resterende drie UTB’s zijn onbetaald gebleven. Ter zake van deze UTB’s is door de Nederlandse aangevers/vertegenwoordiger zekerheid gesteld door middel van bankgaranties voor het verschuldigde bedrag.

2.11.

Omdat door [eisers gezamenlijk] niet werd betaald, zijn voor de drie openstaande UTB’s jegens [eisers gezamenlijk] dwangbevelen uitgevaardigd en op 20 januari 2016 aan hen betekend. Op 1 februari 2016 heeft de Ontvanger voor [eiser sub 1] aan Duitsland een verzoek tot invordering gedaan. Nadat [eisers gezamenlijk] op 12 februari 2016 bij dagvaarding verzet hebben ingesteld op grond van artikel 17 Invorderingswet 1990 (“IW 1990”) is de tenuitvoerlegging geschorst.

3 Het geschil
3.1.

[eisers gezamenlijk] verzoekt de rechtbank samengevat -, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  1. voor recht te verklaren dat [eisers gezamenlijk] goed opposant zijn tegen de tenuitvoerlegging van de door de Ontvanger uitgevaardigde dwangbevelen en deze dwangbevelen buiten effect zijn gesteld;

  2. de Ontvanger te veroordelen tot opheffing van alle op grond van deze dwangbevelen gelegde en nog te leggen beslagen;

  3. de Ontvanger te veroordelen zich te onthouden van invorderingsmaatregelen ter zake de UTB’s;

  4. voor recht te verklaren dat de Ontvanger door het uitvaardigen van de dwangbevelen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT