Uitspraak Nº C/13/684208 / FA RK 20-2983. Rechtbank Amsterdam, 2020-07-29

ECLIECLI:NL:RBAMS:2020:3531
Docket NumberC/13/684208 / FA RK 20-2983
Date29 Julio 2020
CourtRechtbank Amsterdam (Neederland)

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rekestnummer: C/13/684208 / FA RK 20-2983 (HE/SV)

Beschikking van 29 juli 2020 betreffende geschil gezamenlijke gezagsuitoefening als bedoeld in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek

in de zaak van:

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen de vader,

advocaat mr. I. Vledder, gevestigd te Amsterdam,

tegen

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen de moeder,

advocaat mr. R.V. Paniagua, gevestigd te Rijswijk Zh.

Als belanghebbende is aangemerkt:

Jeugdbescherming Regio Amsterdam,

gevestigd te Amsterdam,

hierna te noemen JBRA.

Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1 De procedure
1.1.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

- het verzoek van de vader, ingekomen op 20 mei 2020;

- het gewijzigde verzoek van de vader;

- het verweerschrift van de moeder;

- het F9-formulier met bijlagen van 1 juli 2020 van de zijde van de vader;

- het F9-formulier met bijlage van 1 juli 2020 van de zijde van de moeder;

- het F9-formulier met bijlage van 2 juli 2020 van de zijde van de vader.

1.2.

De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 2 juli 2020, gelijktijdig met de procedure met zaak- en rekestnummer C/13/686116 / FA RK 20-555.

Verschenen zijn:

- de vader, vergezeld van zijn advocaat,

- de vrouw, vergezeld van haar advocaat en een tolk in de Spaanse taal,

- mevrouw [medewerkster de Raad] namens de Raad,

- de heer [medewerker Jeugdbescherming] , namens de Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA.

De advocaten hebben pleitaantekeningen overgelegd. Dezen zijn aan het procesdossier toegevoegd.

2 De feiten
2.1.

Partijen hebben een korte affectieve relatie met elkaar gehad. Zij hebben in de periode 17 juni 2011 tot juli 2015 en in de periode kerst 2015 tot begin 2017 in het huis van de man samengewoond.

2.2.

Uit de relatie van partijen is geboren:

[minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2014 (hierna te noemen [minderjarige] ).

2.3.

[minderjarige] is door de vader erkend en partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit.

2.4.

[minderjarige] verblijft sinds het uiteengaan van partijen bij de vader, met uitzondering van een periode waarin zij uit huis was geplaatst. De uithuisplaatsing heeft plaatsgevonden na een melding van de moeder dat de vader [minderjarige] seksueel misbruikt zou hebben. De officier van Justitie heeft de zaak tegen de vader geseponeerd.

2.5.

[minderjarige] stond onder toezicht van JBRA. Bij beschikking van deze rechtbank van 9 december 2019 is de ondertoezichtstelling verlengd tot 19 december 2020. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 juli 2020 is de onder toezichtstelling overgegaan op Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (LHJ&R).

2.6.

Bij beschikking van deze rechtbank van 13 juni 2018 is een zorgregeling bepaald waarbij de moeder [minderjarige] bij zich heeft:

- iedere woensdag uit school tot 17.00 uur, in overleg met JBRA uit te breiden en toe te werken naar iedere woensdag uit school tot donderdag naar school;

- om de veertien dagen op zaterdag van 10.45 uur tot 17.00 uur en op zondag van 9.30 uur tot 17.00 uur waarbij de vrouw [minderjarige] ophaalt en terugbrengt, en zodra de vrouw haar adres aan de man bekend heeft gemaakt, van zaterdag 10.45 uur tot zondag 17.00 uur, en uit te breiden zodra JBRA vindt dat [minderjarige] daar aan toe is tot: eenmaal per twee weken een weekend van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 17.00 uur;

- de helft van de vakanties en feestdagen.

2.7.

Het hof Amsterdam heeft voornoemde beschikking van 13 juni 2018 bij beschikking van 28 april 2020 bekrachtigd.

3 Het verzoek en het verweer
3.1.

De vader heeft verzocht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat:

I. de vader vervangende toestemming wordt verleend voor een verhuizing van [minderjarige] in de loop van het schooljaar 2020-2021 naar [woonplaats] , dan wel een straal van vijftien kilometer rondom [woonplaats] ;

II. de vader vervangende toestemming wordt verleend om [minderjarige] primair in te schrijven op een school in [woonplaats] , dan wel een school met een straal van vijftien kilometer rondom [woonplaats] én, zo begrijpt de rechtbank, subsidiair [minderjarige] in te schrijven op een school in een straal van vijftien kilometer van zijn huidige woning;

III. de zorgregeling wordt gewijzigd in die zin dat de moeder [minderjarige] om de week van zaterdagochtend 10.00 uur tot zondagochtend 18.00 uur bij zich heeft, waarbij de vader [minderjarige] op zondag ophaalt, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen.

3.2.

De moeder heeft verweer gevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij mondeling verzocht de vader te verbieden te verhuizen alsmede de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4 De beoordeling
4.1.

Mondelinge verzoeken vrouw

4.1.1.

De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling twee zelfstandige verzoeken gedaan. De vader heeft daartegen bezwaar gemaakt. Primair heeft de vader gesteld dat de verzoeken schriftelijk gedaan hadden moeten worden.

4.1.2.

De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank zal de vrouw...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT