Uitspraak Nº C/16/432813 / HA ZA 17-175. Rechtbank Midden-Nederland, 2019-01-23

ECLIECLI:NL:RBMNE:2019:188
Date23 Enero 2019
Docket NumberC/16/432813 / HA ZA 17-175
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

handelskamer

locatie Utrecht

zaaknummer / rolnummer: C/16/432813 / HA ZA 17-175

Vonnis van 23 januari 2019

in de zaak van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiseres sub 1] B.V.,

gevestigd te Bilthoven,

2. [eiser sub 2-1], wonende te [woonplaats] , en [eiser sub 2-2], wonende te [woonplaats] , in hun hoedanigheid van executeur-testamentair in de nalatenschap van [erflater],

eisers,

advocaat mr. P.T.P. Hendriks te Amsterdam,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. P.J. Hoogendam te 's-Gravenhage.

Eisers zullen hierna gezamenlijk [eisers c.s.] genoemd worden en afzonderlijk [eiseres sub 1] respectievelijk [eiser sub 2-1] en [eiser sub 2-2] . Gedaagde zal [gedaagde] genoemd worden.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 13 september 2017

  • -

    de akte wijziging eis van [eisers c.s.] van 27 september 2017

  • -

    de akte uitlating wijziging van eis, van 25 oktober 2017 van [gedaagde]

  • -

    het proces-verbaal van getuigenverhoor van 13 april 2018

  • -

    het proces-verbaal van voortzetting van getuigenverhoor van 9 oktober 2018

  • -

    de conclusie na enquête van [gedaagde]

  • -

    de antwoordconclusie na enquête tevens akte aanvullende productie van

[eisers c.s.]

1.2.

Ten slotte is bepaald dat vonnis wordt gewezen.

2 De verdere beoordeling De procedure tot nu toe
2.1.

[gedaagde] heeft eind 2015 twee overeenkomsten van geldlening gesloten met [erflater] (hierna: [erflater] ). De eerste lening, voor een bedrag van € 27.750, heeft [gedaagde] op 8 november 2015 gesloten met [erflater] in privé. Net als in het tussenvonnis van

13 september 2017 (hierna: het tussenvonnis) wordt deze lening in dit vonnis ‘de leningsovereenkomst [erflater] ’ genoemd. Op 2 december 2015 heeft [gedaagde] hierop € 1.700 afgelost. Hierna was [gedaagde] dus nog € 26.050 verschuldigd op grond van de leningsovereenkomst [erflater] . De tweede lening, voor een bedrag van € 40.000, heeft

[gedaagde] op 27 november 2015 afgesloten met [eiseres sub 1] . Dat was een vennootschap van [erflater] . Die lening wordt ‘de leningsovereenkomst [eiseres sub 1] ’ genoemd. Op

3 december 2015 was [gedaagde] op grond van deze twee leningsovereenkomsten dus in totaal € 66.050 verschuldigd, exclusief rente (€ 26.050 + € 40.000).

2.2.

Naar aanleiding van een verweer van [gedaagde] heeft de rechtbank in het tussenvonnis geoordeeld dat de overeenkomsten van geldlening vernietigbaar zijn (zie de randnummers 4.19 tot en met 4.25 van dat vonnis). Kort gezegd omdat a) [gedaagde] gokverslaafd was, b) het voor [erflater] duidelijk moet zijn geweest dat [gedaagde] een groot deel van de geleende bedragen zou gebruiken om te gokken, en c) gokken vaak leidt tot verlies. Daarom had [erflater] [gedaagde] moeten weerhouden van het sluiten van de leningsovereenkomsten. Vernietiging van de overeenkomsten van geldlening betekent dat zij worden geacht nooit te hebben bestaan. De voorwaarden die zijn verbonden aan de geldleningen gelden daarom met terugwerkende kracht niet meer. Dat geldt met name voor aflossingsverplichtingen en voor de rente. Maar als wordt uitgegaan van vernietiging van de leningsovereenkomsten moet [gedaagde] nog wel de bedragen terugbetalen die aan hem zijn verstrekt door [erflater] en [eiseres sub 1] , op grond van onverschuldigde betaling.

2.3.

Vernietiging van de leningsovereenkomsten heeft echter niet de voorkeur van [gedaagde] . Hij heeft er in deze procedure voor gekozen om te proberen te bewijzen dat hij in totaal € 42.200 heeft afgelost op de twee leningen en dat hij in januari 2016 met [erflater] een nieuwe afspraak heeft gemaakt over de hoogte van de aflossingen en de termijnen die daarvoor gelden. Als hij dat bewijst wil [gedaagde] zich aan die nieuwe afspraak houden en vindt hij dat hij op basis daarvan in totaal nog € 23.850 moet aflossen (€ 66.050 min

€ 42.200): € 13.850 op de leningsovereenkomst [erflater] en € 10.000 op de leningsovereenkomst [eiseres sub 1] . In het tussenvonnis heeft [gedaagde] daarvoor een bewijsopdracht gekregen. Alleen voor het geval hij er niet in slaagt om dat bewijs te leveren wil [gedaagde] dat de overeenkomsten van geldlening als vernietigd worden beschouwd.

2.4.

Aan [gedaagde] is opgedragen om te bewijzen:

a. a) dat hij op grond van de leningsovereenkomst [erflater] nog € 13.850 verschuldigd is doordat hij:

  • -

    in de dagen na 9 november 2015 samen met [erflater] € 8.000 heeft vergokt in een tenniscentrum in de omgeving van Bilthoven en dat hij toen met [erflater] heeft afgesproken dat zij allebei de helft van het verlies zouden dragen, waardoor de schuld van [gedaagde] € 4.000 lager werd;

  • -

    begin augustus 2015 tijdens het tennistoernooi in Kitzbühel (Oostenrijk) in een casino € 1.700 aan [erflater] heeft geleend en hij na het sluiten van de leningsovereenkomst [erflater] met [erflater] heeft afgesproken dat dit bedrag in mindering werd gebracht op de leningsovereenkomst [erflater] ;

  • -

    medio december 2015 € 6.500 in contanten aan [erflater] heeft gegeven tijdens een diner in een Indisch restaurant in de buurt van Bilthoven;

b) dat hij op grond van de leningsovereenkomst [eiseres sub 1] nog € 10.000 verschuldigd is doordat:

[gedaagde] en [erflater] op verschillende momenten in de periode van 27 november 2015 tot ongeveer half december 2015 samen zijn geweest, zij in die periode door middel van de telefoon van [gedaagde] samen € 40.000 van [gedaagde] hebben vergokt door te gokken op online pokeraccounts van [gedaagde] , en [gedaagde] hierna met [erflater] heeft afgesproken dat [erflater]

€ 30.000 van het verlies op zich zou nemen, waardoor [gedaagde] € 30.000 heeft afgelost;

c) dat de afspraken in de leningsovereenkomst [erflater] en de leningsovereenkomst [eiseres sub 1] zijn vervallen omdat [gedaagde] in de derde week van januari 2016, tijdens de Australian Open, met [erflater] heeft afgesproken dat [gedaagde] vanaf 1 april 2016 de resterende bedragen op de geldleningen gedurende ongeveer twee jaar zou afbetalen, door vanaf 1 april 2016 elke maand een bedrag van € 800 tot € 1.200 aan [erflater] te betalen.

2.5.

Op verzoek van [gedaagde] zijn op 13 april 2018 en op 9 oktober 2018 vijf getuigen gehoord:

  • -

    [gedaagde] zelf

  • -

    de heer [A] (hierna: [A] ), kennis van [erflater] en accountant van [eiseres sub 1]

  • -

    de moeder van [gedaagde] , mevrouw [B] (hierna: de moeder van [gedaagde] )

  • -

    mevrouw [C] , vriendin van [gedaagde] (hierna: [C] )

  • -

    toptennisser [D] , kennis van [erflater] (hierna: [D] ).

Beoordeling van het door [gedaagde] aangedragen bewijs

2.6.

[gedaagde] is er niet in geslaagd om te bewijzen dat hij in totaal € 42.200 heeft afgelost en dat hij in januari 2016 met [erflater] een nieuwe afspraak heeft gemaakt. De rechtbank licht dit als volgt toe.

2.7.

Voor de beoordeling van alle onderdelen die [gedaagde] moet bewijzen is het volgende van belang. In de eerste plaats dat [erflater] in de avond/nacht van 3 op 4 maart 2016 door messteken om het leven is gebracht. [gedaagde] is op 24 maart 2016 aangehouden op verdenking van het plegen van de moord op [erflater] . Hij ontkent dat hij [erflater] om het leven heeft gebracht. Op 23 januari 2018 heeft de strafkamer van de rechtbank Midden-Nederland echter in een uitvoerig gemotiveerd vonnis wettig en overtuigend bewezen verklaard dat [gedaagde] [erflater] heeft vermoord. [gedaagde] is toen veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaar. [gedaagde] is tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan en dat vonnis heeft daarom geen kracht van gewijsde. Dat betekent dat het vonnis in de strafzaak civielrechtelijk niet het ‘dwingende’ bewijs oplevert dat [erflater] door [gedaagde] om het leven is gebracht (zie artikel 161 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Het staat de civiele rechter echter wel vrij om op grond van het vonnis in de strafzaak aan te nemen dat [gedaagde] [erflater] om het leven heeft gebracht, en om dat te betrekken in de beoordeling van de vorderingen van [eisers c.s.] op [gedaagde] (zie artikel 152 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Gelet op het vonnis in de strafzaak gaat de rechtbank er in deze civielrechtelijke procedure vanuit dat [erflater] door [gedaagde] om het leven is gebracht. En daarom houdt de rechtbank er ernstig rekening mee dat [gedaagde] tegen familieleden, de politie en in deze civiele zaak als getuige dingen heeft gezegd die niet waar zijn, ook over de leningen. Op grond daarvan kent de rechtbank aan de verklaringen van [gedaagde] weinig gewicht toe, vooral voor zover die verklaringen in zijn voordeel zouden kunnen zijn.

2.8.

In de tweede plaats stelt de rechtbank vast dat de verklaring van de moeder van [gedaagde] voor een groot deel is gebaseerd op wat [gedaagde] haar op 16 maart 2016 en daarna heeft verteld. Ervan...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT