Uitspraak Nº CV EXPL 15-34583. Rechtbank Amsterdam, 2016-12-16

ECLIECLI:NL:RBAMS:2016:9386
Docket NumberCV EXPL 15-34583
Date16 Diciembre 2016
CourtRechtbank Amsterdam (Neederland)

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer: 4663151 CV EXPL 15-34583

vonnis van: 16 december 2016

fno.: 21925

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

1. [eiser 1]

wonende te [plaats]

2. [eiser 2]

wonende te [plaats]

eisers in conventie, verweerders in reconventie

nader te noemen: eisers, dan wel afzonderlijk [eiser 1] en [eiser 2]

gemachtigde: mr. B.J. Bodewes, voorheen mr. J.W. Elzinga-Snoek

t e g e n

de stichting Stichting Pensioenfonds van de Metalektro (PME)

gevestigd te Amsterdam

gedaagde in conventie, eiseres in reconventie

nader te noemen: PME

gemachtigde: mr. A. ter Horst

HET PROCESVERLOOOP

Voor het procesverloop tot dan toe wordt verwezen naar het vonnis in het incident van 2 december 2015. Daarin is de zaak in de stand waarin deze zich bevond verwezen naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank. Vervolgens zijn de volgende stukken gewisseld:

  • -

    conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie van 22 januari 2016 met producties;

  • -

    instructievonnis van 5 februari 2016 waarin is bepaald dat in de zaak schriftelijk wordt voort geproduceerd;

  • -

    conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie van 10 juni 2016 met producties;

  • -

    conclusie van dupliek in conventie tevens houdende conclusie van repliek in reconventie met eiswijziging van 5 augustus 2016;

  • -

    conclusie van dupliek in reconventie van 21 oktober 2016;

  • -

    bepaling van het vonnis op vandaag.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Uitgegaan wordt van de volgende rechtens vaststaande feiten:

1.1

Eisers zijn op 10 mei 1969 met elkaar gehuwd. Bij beschikking van 26 mei 2010 is de echtscheiding tussen eisers uitgesproken.

1.2

In een echtscheidingsconvenant d.d. 3 mei 2010 is een aantal schulden van [eiser 1] aan [eiser 2] vastgesteld. Ter zake van deze schulden is onder meer het volgende bepaald:

“4.6 Op eerste verzoek van de vrouw ( [eiser 2] ) zal de man ( [eiser 1] ) ter meerdere zekerheid voor de aflossing van de onder 4.2 genoemde schulden aan de vrouw zekerheden verstrekken, eventueel doch niet uitsluitend, bestaande uit een pandrecht op en het cederen van vorderingen op derden, waaronder het pensioen van de man tot aan voor de man geldende beslagvrije voet.”

1.3

Bij pandakte/akte van cessie d.d. 30 juni 2010 heeft [eiser 1] aan [eiser 2] een pandrecht bij voorbaat verleend op alle huidige en toekomstige uitkeringen waarop [eiser 1] recht heeft of zal krijgen op grond van de door hem opgebouwde pensioenen bij (i) Stichting Pensioenfonds Stork (SPS) en (ii) Stichting Pensioenfonds Avery Dennison (hierna: de Pandakte). De Pandakte is op 6 juli 2010 geregistreerd bij de Belastingdienst.

1.4

Desgevraagd heeft SPS (rechtsvoorgangster van PME) bij brief d.d. 31 januari 2012 medegedeeld dat zij met ingang van de betaalmaand januari 2012 het pensioen van [eiser 1] aan [eiser 2] uitkeert.

1.5

Bij brieven d.d. 26 september 2014 heeft PME aan [eiser 2] en [eiser 1] bericht, kort gezegd, dat zij de uitbetaling van het ouderdomspensioen van [eiser 1] aan [eiser 2] per direct heeft stopgezet vanwege het bepaalde in artikel 64 Pensioenwet (Pw).

1.6

Bij brief d.d.14 oktober 2014 heeft PME aan [eiser 2] bericht dat zij niet langer meewerkt aan de verpanding van het pensioen van [eiser 1] , en dat zij het vanaf 1 januari 2012 uitbetaalde pensioen voor een bedrag van € 37.079, 06 terugvordert.

1.7

Bij notariële schuldbevestiging d.d. 18 augustus 2015 heeft [eiser 1] erkend aan [eiser 2] een bedrag groot € 543.650,31 schuldig te zijn.

Het geschil in conventie en in reconventie

2. Eisers hebben in conventie gevorderd dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,

i. voor recht verklaart dat de verpanding van de pensioenuitkeringen in de Pandakte rechtsgeldig is;

ii. PME veroordeelt tot betaling aan [eiser 2] van de aan [eiser 1] toekomende pensioenuitkeringen, althans het netto equivalent daarvan, met veroordeling van PME in de proceskosten.

3. PME heeft verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van de vordering van eisers.

4. PME heeft na eiswijziging in reconventie gevorderd dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiser 2] veroordeelt om aan PME te betalen een bedrag van € 32.944,54 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf iedere uitbetaling van de onverschuldigd betaalde bedragen, althans vanaf de dag van eis in reconventie, met veroordeling van [eiser 2] in de proceskosten.

5. Eisers hebben verweer gevoerd tegen de vordering van PME dat strekt tot afwijzing van de vordering van PME.

De beoordeling

In conventie en in reconventie

6. PME heeft los van haar inhoudelijk verweer aangevoerd dat, indien al sprake zou zijn van een geldig gevestigd pandrecht (PME betwist dat), [eiser 1] geen geldige titel heeft voor zijn vordering en geen belang heeft bij de gevorderde verklaring voor recht, omdat [eiser 2] krachtens die verpanding schuldeiser is van PME en [eiser 1] die hoedanigheid is kwijtgeraakt door de verpanding. Voorts heeft PME aangevoerd dat de vordering onder (ii) als onduidelijk, althans onvoldoende bepaalbaar moet worden afgewezen. Beide verweren worden verworpen. Daartoe wordt overwogen dat [eiser 1] een eigen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT