Uitspraak Nº K21/220259. Gerechtshof Den Haag, 2022-10-18

ECLIECLI:NL:GHDHA:2022:2037
Docket NumberK21/220259
Date18 Octubre 2022
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG raadkamer beklagzaken

BESCHIKKING

gegeven op het beklag, op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:

[klager],

klager,

in deze zaak woonplaats kiezende ten kantore van zijn raadsman mr. J.E. Kötter, advocaat te Amsterdam.

1 Het beklag

Het klaagschrift is op 27 mei 2021 door het hof ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie te Rotterdam om [beklaagde], beklaagde, niet te vervolgen ter zake van poging doodslag c.q. mishandeling en valsheid in geschrift.

2 Het verloop van de procedure

Voor het verloop van de procedure en hetgeen eerder in deze zaak is voorgevallen verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van 2 mei 2022 met bijbehorend proces-verbaal van de behandeling in raadkamer op 6 april 2022, waar klager en zijn raadsman zijn gehoord.

Bij aanvullend ambtsbericht van 22 augustus 2022 is namens de hoofdofficier van justitie in overweging gegeven het beklag als ongegrond af te wijzen.

Bij aanvullend verslag van 24 augustus 2022 heeft de advocaat-generaal het hof geadviseerd het beklag voor zover het betrekking heeft op het niet vervolgen van beklaagde ten aanzien van het gebruikte geweld ten opzichte van klager en met betrekking tot valsheid in geschrift af te wijzen.

3 De stukken betreffende het beklag

Het hof heeft, behalve van de reeds genoemde stukken, onder meer kennisgenomen van de camerabeelden van het incident, het vonnis van de rechtbank Rotterdam in de strafzaak tegen klager (parketnummer 10/309749-20) van 9 juni 2022 en van de brief (met bijlagen) d.d. 6 september 2022 van de raadsman van beklaagde mr. T. Felix, advocaat te Amsterdam.

4 De feiten en standpunten

Klager heeft op 14 januari 2021 bij de politie tegen beklaagde, een politieambtenaar, aangifte gedaan ter zake van poging doodslag, mishandeling, discriminatie (in de uitoefening van een ambt) en valsheid in geschrift, gepleegd op 5 december 2020.

Klager verklaart in zijn aangifte – kort weergegeven – dat beklaagde onnodig veel geweld tegen hem heeft gebruikt. Klager stelt dat hij een klap op zijn gezicht heeft gehad en drie vuistslagen op zijn ribbenkast. Voort is hij 1 minuut en 20 seconden in een nekklem gehouden en is er pepperspray gebruikt terwijl hij zich al had overgegeven.

Klager verklaart verder dat de informatie opgenomen in de processen-verbaal niet overeenkomt met de camerabeelden waarop de gebeurtenissen te zien en te horen zijn.

Daarnaast heeft beklaagde hem een “kutneger” genoemd.

Beklaagde en de andere betrokken politieambtenaren verklaren dat zij ter plaatse kwamen na een melding van geluidsoverlast van een hond. Nadat een man beklaagde had beledigd ging beklaagde over tot aanhouding van deze man (verder: [de schilder]). Wat een eenvoudige aanhouding voor belediging van een ambtenaar in functie leek, mondde uit in een vechtpartij (tussen klager, zijn vrouw [vrouw], zijn zoon [zoon] en de agenten). Beklaagde en zijn collega’s stellen dat zij klager(s) meermalen hebben gevorderd om mee te werken, om te blijven liggen dan wel afstand te houden en dat zij vervolgens fysiek geweld en pepperspray hebben gebuikt omdat er geen gehoor werd gegeven aan de vorderingen.

De officier van justitie heeft de zaak tegen beklaagde met betrekking tot het gebruikte politiegeweld en valsheid in geschrift geseponeerd.

Beklaagde is wel vervolgd ter zake van belediging van klager. Hij is door de politierechter veroordeeld tot een geldboete van € 250,00. Beklaagde heeft hoger beroep...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT