Uitspraak Nº LEE 18/3398, LEE 19/4391 tot en met 19/4395 en LEE 19/4397 tot en met LEE 19/4418. Rechtbank Noord-Nederland, 2020-04-14

ECLIECLI:NL:RBNNE:2020:1650
Docket NumberLEE 18/3398, LEE 19/4391 tot en met 19/4395 en LEE 19/4397 tot en met LEE 19/4418
Date14 Abril 2020
CourtRechtbank Noord-Nederland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummers: LEE 18/3398, LEE 19/4391 tot en met 19/4395 en LEE 19/4397 tot en

met LEE 19/4418

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 april 2020 in de zaken tussen

[eiser 1] , te Pesse (LEE 18/3398),

[eiser 2] , te Fluitenberg (LEE 19/4391),

[eiser 3] , te Pesse (LEE 19/4392),

[eiser 4] , te Pesse (LEE 19/4393),

[eiser 5] , te Fluitenberg (LEE 19/4394),

[eiser 6] , te Fluitenberg (LEE 19/4395),

[eiser 7] , te Fluitenberg (LEE 19/4397),

[eiser 8] , te Fluitenberg (LEE 19/4398),

[eiser 9] , te Fluitenberg (LEE 19/4399),

[eiser 10] , te Pesse (LEE 19/4400),

[eiser 11] , te Fluitenberg (LEE 19/4401),

[eiser 12] , te Pesse (LEE 19/4402),

[eiser 13] , te Fluitenberg (LEE 19/4403),

[eiser 14] , te Fluitenberg (LEE 19/4404),

[eiser 15] , te Pesse (LEE 19/4405),

[eiser 16] , te Pesse (LEE 19/4406),

[eiser 17] , te Pesse (LEE 19/4407),

[eiser 18] , te Pesse (LEE 19/4408),

[eiser 19] , te Fluitenberg (LEE 19/4409),

[eiser 20] , te Fluitenberg (LEE 19/4410),

[eiser 21] , te Pesse (LEE 19/4411),

[eiser 22] , te Pesse (LEE 19/4412),

[eiser 23] , te Pesse (LEE 19/4413),

[eiser 24] , te Pesse (LEE 19/4414),

[eiser 24] , te Fluitenberg (LEE 19/4415),

[eiser 25] , te Pesse (LEE 19/4416),

[eiser 26] , te Pesse (LEE 19/4417),

[eiser 27] , te Pesse (LEE 19/4418),

tezamen: eisers

(gemachtigde: mr. A.A. Westers),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogeveen, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Verbrugge).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Powerfield Realisatie en Exploitatie B.V., te Wormer (gemachtigde: mr. K. Roderburg).

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een zonnepark op de locatie Gijsselterweg 6a1 te Fluitenberg, kadastraal bekend sectie U, perceelnummers 146, 622, 959 en 972 (hierna: zonnepark) voor de activiteiten bouwen bouwwerk in strijd met beheersverordening en gebruik van gronden in strijd met bestemmingsplan.

Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2019.

Eisers [eiser 1] en [eiser 8] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, door mr. K. Thijssen en door K. Demiroglu.

Namens derde-partij zijn verschenen mr. K. Spee, mr. G. Koop, mr. V. Versluis en J.F. Janssen.

Overwegingen
1.1.

Op 18 april 2018 heeft derde-partij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het zonnepark ingediend. Op 18 juli 2018 heeft verweerder de ontwerpvergunning ter inzage gelegd met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op 7 juni 2018 en 13 augustus 2018 hebben eisers zienswijzen ingediend.

1.2.

Op 27 september 2018 heeft de gemeenteraad een positief advies afgegeven.

1.3.

In het bestreden besluit heeft verweerder aan derde-partij de aangevraagde omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van het zonnepark met een oppervlakte van circa 24,7 hectare voor de periode van 25 jaar.

ontvankelijkheid

2.1.

Allereerst dient te worden beoordeeld of de verschillende eisers belanghebbende, in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, zijn bij het bestreden besluit en daarmee of hun beroepen ontvankelijk zijn.

2.2.

Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS), zie onder meer de uitspraak van 13 juli 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT9248, heeft de eigenaar van een perceel dat grenst aan het perceel waarop het besluit betrekking heeft, een persoonlijk belang dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen. Dit betekent dat de beroepen geregistreerd als LEE 19/4392, LEE 19/4398 en LEE 19/4400 ontvankelijk zijn.

2.3.

Wat betreft de overige beroepen neemt de rechtbank de uitspraak van de AbRS van

26 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1981, als leidraad. Hierin overweegt de AbRS dat als uitgangspunt geldt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die een besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium “gevolgen van enige betekenis” dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.

2.4.

Gezien de specifieke omstandigheden van het voorliggende geval, merkt de rechtbank diegenen als belanghebbenden aan die op minder dan 1.000 meter van het te realiseren zonnepark woonachtig zijn dan wel daar hun bedrijf hebben. De rechtbank neemt deze grotere afstand als scheidslijn gezien het open weidelandschap, de centrale ligging van het zonnepark in dit landschap en de zichtbaarheid van veraf van een lange haag van ongeveer twee meter hoog, die beoogd wordt om het zonnepark zelf aan het zicht te onttrekken.

Om die reden zijn de beroepen geregistreerd als LEE 18/3398, LEE 19/4393, LEE 19/4394, LEE 19/4395, LEE 19/4397, LEE 19/4399, LEE 19/4402, LEE 19/4403, LEE 19/4404, LEE 19/4405, LEE 19/4406, LEE 19/4407, LEE 19/4408, LEE 19/4409, LEE 19/4410, LEE 19/4411, LEE 19/4415, LEE 19/4416 en LEE 19/4417 ontvankelijk.

2.5.

Het voorgaande betekent dat de beroepen van de eisers die woonachtig zijn op meer dan 1.000 meter afstand, niet-ontvankelijk zijn. Het betreft de beroepen geregistreerd als LEE 19/4391, LEE 19/4401, LEE 19/4412, LEE 19/4413, LEE 19/4414 en LEE 19/4418.

inhoudelijk

3. Vervolgens zal de rechtbank de inhoudelijke geschilpunten bespreken aan de hand van de beroepsgronden. Hiertoe behoort niet meer de vraag of verweerder er terecht van is uitgegaan dat er geen milieueffectrapportage is voorgeschreven, omdat eisers de desbetreffende beroepsgrond ter zitting heeft laten vallen.

4. De toepasselijke wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

5. Niet in geschil is dat het ontwikkelen van een zonnepark in onderhavig projectgebied in strijd is met de beheersverordening “Buitengebied Noord-Hoogeveen”, omdat het projectgebied een agrarische bestemming heeft.

5.1.

Verweerder heeft voor de verlening van de omgevingsvergunning toepassing gegeven aan artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) gelezen in samenhang met de artikelen 2.10 en 2.12, eerste lid, onder a, ten derde, van de Wabo.

5.2.

De wetgever heeft verweerder bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef, onder a, ten derde, van de Wabo een discretionaire bevoegdheid toegekend bij de besluitvorming over het al dan niet vergunnen van een afwijking van het bestemmingsplan. De bevoegdheid en de ruimte die dat aan verweerder in de toepassing ervan geeft, behoort de bestuursrechter te respecteren. Het gebruik van deze bevoegdheid door verweerder wordt door de bestuursrechter daarom terughoudend getoetst.

6.1.

Eisers hebben aangevoerd dat zij een nabijgelegen alternatieve locatie hebben voorgesteld waarvoor wel draagvlak in de omgeving is, maar dat hieraan geen aandacht

is geschonken in de ruimtelijke onderbouwing. De nabijgelegen agrarische bedrijven hebben belang bij aaneengesloten landbouwpercelen in verband met mogelijke toekomstige uitbreidingen. De locatiekeuze is echter bepaald door de grondpositie van derde-partij.

6.2.

De AbRS heeft in de uitspraken van 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:178, en van 10 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1104, overwogen dat, indien een project op zichzelf aanvaardbaar is, het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking kan nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren.

6.3.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat een situatie als genoemd in 6.2 zich in dit geval niet voordoet. Niet is gebleken dat derde-partij over alternatieven kon beschikken waarmee een gelijkwaardig resultaat zou kunnen worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. In dit kader oordeelt de rechtbank van belang dat derde partij heeft aangevoerd dat voor een andere dan de aangevraagde locatie geen gronden beschikbaar waren en dat dit (ook) technisch en financieel niet haalbaar was. Voorts is aangegeven dat de alternatieve locatie omwonenden heeft die naar verwachting ook bezwaren...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT