Uitspraak Nº LEE 21/1255. Rechtbank Noord-Nederland, 2022-10-21

ECLIECLI:NL:RBNNE:2022:3844
Docket NumberLEE 21/1255
Date21 Octubre 2022
CourtRechtbank Noord-Nederland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 21/1255


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 oktober 2022 in de zaak tussen
[eiseres] ., te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.J. Smaling),

en

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder

(gemachtigde: A.B. Froentjes).

Procesverloop

Bij besluit van 12 januari 2021 (primair besluit 1) heeft verweerder de definitieve tegemoetkoming op grond van de Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (hierna: NOW-1) vastgesteld op € 1.101,- en eiseres meegedeeld dat zij het verschil met het eerder verstrekte voorschot van € 13.302,- moet terugbetalen. Het verschil van € 12.201,- heeft verweerder bij besluit van 19 januari 2021 (primair besluit 2) teruggevorderd.

In het besluit van 11 maart 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 7 januari 2022 op zitting behandeld. Namens eiseres is verschenen R. [directeur] , directeur (hierna: [directeur] ), bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich, met kennisgeving van ziekte, niet laten vertegenwoordigen. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

De rechtbank heeft het onderzoek heropend en heeft het proces-verbaal van de zitting aan partijen toegezonden. De rechtbank heeft bij brief van 26 januari 2022 vragen voorgelegd aan verweerder. Bij brief van 1 april 2022 heeft verweerder de vragen beantwoord.

Bij brief van 21 april 2022 zijn partijen in de gelegenheid gesteld om aan te geven of zij op een tweede zitting gehoord wilden worden. Bij brief van 4 mei 2022 heeft verweerder toestemming gegeven voor het achterwege laten van een nieuwe zitting. Eiseres heeft niet gereageerd.

De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek opnieuw gesloten.

Overwegingen

1. Op 9 april 2020 heeft eiseres een tegemoetkoming op grond van de NOW-1

aangevraagd vanwege een verwacht omzetverlies vanaf 1 maart 2020 van 85%.

1.1.

Bij besluit van 11 april 2020 heeft verweerder eiseres een tegemoetkoming van

€ 16.627,- toegekend over de periode 1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020. Als voorschot heeft verweerder € 13.302,- betaald. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft eiseres ingetrokken.

2. Op 29 oktober 2020 heeft eiseres de definitieve berekening van de tegemoetkoming op

grond van de NOW-1 aangevraagd.

2.1.

Bij het primaire besluit 1 heeft verweerder vastgesteld dat eiseres recht heeft op een

definitieve tegemoetkoming van € 1.101,- over de periode 1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020. Gezien het eerder betaalde voorschotbedrag moet zij € 12.201,- terugbetalen. In de bijlage bij het primaire besluit 1 is de berekening van het basisbedrag aan tegemoetkoming van € 10.172,- opgenomen. Omdat eiseres in de periode tussen 17 maart 2020 en 1 juni 2020 ontslag om bedrijfseconomische redenen voor F. [werkneemster] (hierna: werkneemster) heeft aangevraagd en die aanvraag niet binnen vijf dagen heeft ingetrokken, moet het basisbedrag verlaagd worden met € 9.071,-, het bedrag van de uitkomst van de berekening van de loonsom van de werkneemster voor wie ontslag is aangevraagd. Dan resteert een definitieve tegemoetkoming van € 1.101,-. Bij het primaire besluit 2 heeft verweerder € 12.201,- teruggevorderd.

2.2.

Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.

Geschil

3. Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden de definitieve

tegemoetkoming op grond van de NOW-1 heeft vastgesteld op € 1.101,- en het bedrag van

€ 12.201,- heeft teruggevorderd. In dat kader ligt allereerst ter beoordeling voor de vraag of verweerder bij de berekening van de definitieve tegemoetkoming terecht een verlaging heeft toegepast, omdat eiseres na 17 maart 2020 een ontslagaanvraag heeft ingediend en die niet binnen vijf werkdagen na de indiening daarvan heeft ingetrokken. De rechtbank voert de beoordeling uit aan de hand van de beroepsgronden die eiseres naar voren heeft gebracht.

Beoordeling rechtbank

4. Het wettelijk kader in deze zaak is de NOW-1 regeling. Dit is een subsidieregeling. Op

grond van deze regeling kan een bedrijf recht hebben op een subsidie, maar alleen indien en voor zover het bedrijf voldoet aan de voorwaarden van de regeling.

5. In artikel 13, eerste lid, aanhef en onder b, van de NOW-1 is bepaald dat aan de

werkgever aan wie subsidie wordt verleend, de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT