Uitspraak Nº LEE 21/2098 en LEE 21/2433. Rechtbank Noord-Nederland, 2022-10-19
Court | Rechtbank Noord-Nederland (Neederland) |
ECLI | ECLI:NL:RBNNE:2022:3937 |
Date | 19 Octubre 2022 |
Docket Number | LEE 21/2098 en LEE 21/2433 |
Zittingsplaats Groningen
bestuursrecht
zaaknummers: LEE 21/2098 en LEE 21/2433
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordenveld, verweerder.
Als derde-partij neemt aan het geding deel: [derde-partij], te [plaats] ,
(gemachtigde: ir. [naam 5]).
Bij besluit van 23 december 2020 (het primaire besluit I) heeft verweerder het handhavingsverzoek van eisers afgewezen. Het handhavingsverzoek richt zich tegen activiteiten die plaatsvinden op het perceel [straatnaam] te Peize.
Bij besluit van 22 februari 2021 (het primaire besluit II) heeft verweerder belanghebbende een last onder dwangsom opgelegd. De sleufsilo’s moeten uiterlijk 1 mei 2021 verwijderd zijn, op straffe van een dwangsom van €3.000,- per week, met een maximum van € 30.000,-. De activiteiten die op het buitenterrein plaatsvinden moeten >ook uiterlijk 1 mei 2021 gestaakt zijn, dit op straffe van een dwangsom van €1.500,- per week, met een maximum van
€ 15.000,-.
Bij besluit van 25 mei 2021 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar tegen het besluit van 23 december 2020 gegrond verklaard, het bestreden besluit herroepen en het verzoek om handhaving deels toegewezen. Een verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen.
Bij besluit van 1 juli 2021 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar tegen het besluit van 22 februari 2021 ongegrond verklaard.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten.
Het geschil is behandeld op de zitting van 27 september 2022. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1]. Voor belanghebbende zijn [naam 2], [naam 4] en [naam 5] verschenen.
1. Bij de beoordeling van het onderhavige beroep neemt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden als vaststaand aan.
Eisers hebben op 24 september 2020 verweerder verzocht handhavend op te treden tegen de activiteiten die worden ondernomen op het perceel [straatnaam] , te Peize. Eisers hebben aangegeven dat op de locatie een hoveniersbedrijf is gevestigd, hetgeen volgens hen in strijd is met de geldende beheersverordening. Er wordt grond en puin opgeslagen en overgeslagen en verhardingsmateriaal opgeslagen ten behoeve van het bedrijf. Er rijdt een shovel rond op het terrein, aanhangwagens worden geladen en gelost en er komen en vertrekken bedrijfsbusjes. Vrachtwagens laden en lossen op het perceel en er is overlast van lichtreclame ten behoeve van het bedrijf. Ook is zonder de daarvoor benodigde vergunning een sleufsilo aangebracht op het terrein. Eisers ondervinden van dit geheel veel overlast.
Bij brief van 30 september 2020 heeft verweerder belanghebbende bericht dat verweerder van mening is dat met het verlenen van de omgevingsvergunning voor de bouw van een kapschuur in 2011, impliciet toestemming is verleend voor de vestiging van het hoveniersbedrijf op het adres [straatnaam] te Peize. Overlast veroorzakende activiteiten zijn door verweerder niet geconstateerd.
Op 23 december 2020 heeft verweerder een voornemen tot handhaving aan belanghebbende toegezonden. Verweerder heeft belanghebbende gesommeerd de activiteiten die op het buitenterrein plaatsvinden (laden en lossen van aanhangers met een shovel en opslag van zand, grond, groenafval ten behoeve van het hoveniersbedrijf) voor 1 februari 2021 te staken en gestaakt te houden. Ook is belanghebbende aangeschreven de sleufsilo die op het terrein aanwezig is te verwijderen en verwijderd te houden. Belanghebbende is hierbij een termijn tot 1 juni 2021...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT