Uitspraak Nº NL20.4939. Rechtbank Den Haag, 2020-05-19

ECLIECLI:NL:RBDHA:2020:4395
Date19 Mayo 2020
Docket NumberNL20.4939
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: NL20.4939

V-nummer: [V-nummer]


uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. K. Logtenberg),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Hopman).


Procesverloop
Bij besluit van 24 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard1.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De mondelinge behandeling van het beroep heeft met behulp van een beeldverbinding, samen met de behandeling van de zaak NL20.4940, plaatsgevonden op 8 mei 2020. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk was aanwezig Z. Gawhary. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum].

Zij heeft op 11 februari 2020 een asielaanvraag ingediend.

2. Verweerder heeft deze asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres internationale bescherming geniet in Griekenland. Verweerder baseert zich daarbij op de gegevens verkregen uit Eurodac. Dit levert volgens verweerder voor eiseres een zodanige band op met Griekenland dat het redelijk is dat zij daarheen gaat.

3. Eiseres betwist allereerst dat Griekenland haar internationale bescherming heeft verleend. Eiseres stelt dat in Eurodac ten onrechte staat vermeld dat zij in Griekenland internationale bescherming geniet. Verweerder had volgens haar hierover navraag moeten doen bij de Griekse autoriteiten. Eiseres heeft nooit een verblijfsvergunning ontvangen. Het is ook ongeloofwaardig dat aan haar zo snel een verblijfsvergunning zou zijn verleend. Verder stelt eiseres dat verweerder ten onrechte uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiseres verwijst naar diverse stukken waaruit volgens haar volgt dat sprake is van een noodtoestand in Griekenland2. Daarnaast voert eiseres aan dat zij zich niet kan wenden tot de Griekse autoriteiten voor onderdak, inkomen en medische zorg. Eiseres stelt dat zij als alleenstaande vrouw met kinderen moet worden aangemerkt als bijzonder kwetsbare vreemdeling als bedoeld in het Ibrahim-arrest. Zij werd in Griekenland lastig gevallen door mannen. Daarnaast is er veel geweld tegen migranten in Griekenland. De familie van eiseres woont in Nederland en heeft hier een verblijfstatus. Haar kinderen verblijven nog in Syrië, maar eiseres wenst gezinshereniging. Dit is niet mogelijk in Griekenland. Tot slot stelt eiseres dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten de belangen van de kinderen van eiseres te betrekken bij de besluitvorming.

4. Uit vaste rechtspraak3 van de Afdeling4 volgt dat, als een vreemdeling in een lidstaat van de Europese Unie erkend vluchteling is, dan wel een subsidiaire beschermingsstatus heeft, voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 3.106a, tweede lid, van het Vb5. De vreemdeling heeft dan een zodanige band met het betrokken derde land dat het voor hem redelijk zou zijn naar dat land te gaan. Verweerder mag in beginsel afgaan op informatie uit Eurodac dat een vreemdeling in een andere EU-lidstaat internationale bescherming geniet. Als deze...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT