Uitspraak Nº NL21.19998. Rechtbank Den Haag, 2022-04-07

ECLIECLI:NL:RBDHA:2022:3430
Date07 Abril 2022
Docket NumberNL21.19998
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: NL21.19998


uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]

(gemachtigde: mr. M.S. Yap),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop

Bij besluit van 25 november 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een mvv1 ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 24 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verder zijn verschenen A. Mohammedali (tolk), [Naam 2] (referente), [Naam 3] (halfzus van eiser) en [Naam 4] (begeleider van Stichting A&M Zorg). Verweerder is niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1999 en de Eritrese nationaliteit te bezitten.

2. Ten behoeve van het verblijf van eiser en zijn moeder, broer en zussen in Nederland heeft zijn halfzus op 15 maart 2017 mvv-aanvragen ingediend. Deze aanvragen zijn bij besluiten van 1 augustus 2018 afgewezen. Deze besluiten staan in rechte vast.2

3. Op 1 oktober 2019 heeft de halfzus van eiser nogmaals mvv-aanvragen ingediend. Bij besluiten van 5 juni 2020 (primaire besluiten) zijn deze aanvragen afgewezen. Bij besluiten van 5 november 2020 heeft verweerder het bezwaar tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard. Verweerder heeft ten aanzien van eisers moeder overwogen dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor nareis, omdat haar identiteit niet kan worden vastgesteld evenals de familierechtelijke relatie tussen haar en de halfzus van eiser. Daarnaast heeft verweerder overwogen dat eiser, zijn broer en zijn zussen niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM,3 omdat ook hun identiteit en de familierechtelijke relatie met de (half)zus niet aannemelijk zijn gemaakt. Bij uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 20 augustus 2021 is het beroep tegen de besluiten van 5 november 2020 gegrond verklaard.4 De rechtbank heeft overwogen dat eiser en zijn moeder, broer en zussen DNA-onderzoek hebben laten verrichten en verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hun identiteit niet geloofwaardig wordt geacht. De rechtbank heeft verweerder opgedragen nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van de uitkomsten van het DNA-onderzoek.

4. Op 27 september 2021 respectievelijk 1 november 2021 zijn eisers moeder en eiser gehoord. Ter zitting is toegelicht dat de aanvragen van eisers moeder, broer en zussen inmiddels zijn ingewilligd. Daarom wordt niet langer de halfzus van eiser aangemerkt als referente, maar de moeder van eiser (hierna: referente). Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser wederom ongegrond verklaard. Aangenomen wordt dat sprake is van bewijsnood voor het overleggen van officiële identiteitsdocumenten, maar eiser heeft verder slechts een kopie van zijn geboorteakte overgelegd die niet op authenticiteit kan worden beoordeeld en documenten van Soedanese en Ethiopische...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT