Uitspraak Nº NL21.457. Rechtbank Den Haag, 2021-01-27

ECLIECLI:NL:RBDHA:2021:549
Docket NumberNL21.457
Date27 Enero 2021
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Dordrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: NL21.457


uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. H.G.A.M. Halfers),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Honing).

Procesverloop

Verweerder heeft op 7 oktober 2020 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.

Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.

Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.

Eiser heeft hierop gereageerd.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2021. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.

2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 22 december 2020 (in de zaak NL20.20629) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt (17 december 2020), rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.

3. Eiser voert als beroepsgrond aan dat in het Detentiecentrum Rotterdam (DCR) geen sprake is van een strikte scheiding tussen in bewaring gestelde vreemdelingen en strafrechtelijke gedetineerden, zodat dit geen speciale inrichting voor bewaring is zoals in artikel 16, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn (Tri).

Ten eerste stelt de gemachtigde van eiser dat de looproutes van vreemdelingen in bewaring die bezoek krijgen van hun advocaat met de looproutes van strafrechtelijk gedetineerden kruisen. Ten tweede stelt de gemachtigde van eiser dat in de wachtruimte waar in bewaring gestelde vreemdelingen verblijven in afwachting van het bezoek van hun advocaat, ook strafrechtelijk...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT