Uitspraak Nº NL22.1738. Rechtbank Den Haag, 2022-04-12

ECLIECLI:NL:RBDHA:2022:3491
Date12 Abril 2022
Docket NumberNL22.1738
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond

Bestuursrecht

zaaknummer: NL22.1738


uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E. Gorsselink),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: A.J.E.H. Peeters).


Procesverloop
Bij besluit van 2 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, zoals bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft daarbij bepaald dat eiser zich onmiddellijk moet begeven naar het grondgebied van Griekenland.

Eiser heeft op 3 februari 2022 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (NL22.1739).

De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op

7 maart 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Op 14 maart 2022 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en eiser in de gelegenheid gesteld zijn standpunt binnen twee weken nader te onderbouwen. Eiser heeft niet binnen de gestelde termijn gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek op 4 april 2022 gesloten.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de [nationaliteit] nationaliteit. Op 28 oktober 2021 heeft hij de voorliggende asielaanvraag ingediend.

2. Bij het bestreden besluit (met verwijzing naar het daarin ingelaste voornemen van 31 januari 2022) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser vanaf 26 juni 2017 internationale bescherming geniet in Griekenland. Tevens heeft eiser een Griekse verblijfsvergunning en een Grieks vluchtelingenpaspoort (geldig tot 7 december 2022). Onder verwijzing naar artikel 3.106a, tweede en derde lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) heeft eiser volgens verweerder een zodanig sterke band met Griekenland, dat het voor hem redelijk is om naar dit land terug te keren. Eiser heeft door zijn verblijfsvergunning een sterkere band met Griekenland dan met Nederland. Daarnaast heeft eiser volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat Griekenland zich jegens hem niet houdt aan zijn verdragsverplichtingen en dat daarom ten aanzien van Griekenland niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Uit de verklaringen van eiser blijkt dat in zijn persoonlijke geval niet kan worden aangenomen dat zich een situatie van materiële deprivatie zal voordoen. Verweerder komt tot dit oordeel omdat de Griekse autoriteiten hem een verblijfsstatus hebben verleend, hij identiteitsdocumenten en een vluchtelingenpaspoort heeft verkregen en hij een belasting- (AFM) en sociale zekerheidsnummer (AMKA) heeft. Ook is van belang dat eiser de Griekse taal spreekt en hij in Griekenland een baan, huisvesting en sociale contacten had. Verweerder stelt zich dan ook op het standpunt dat er geen sprake is van een situatie die zo slecht is dat kan worden gesproken van een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Standpunten van eiser en verweerder

3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert – samengevat weergegeven – het volgende aan. Het bestreden besluit is onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd aangezien verweerder geen nader onderzoek heeft gedaan naar de mogelijke kwetsbaarheid van eiser naar aanleiding van zijn psychische problemen. Volgens eiser is er sprake van ongelijke behandeling nu hij in Griekenland geen of zeer slechte toegang heeft tot sociale voorzieningen, gezondheidszorg en de arbeidsmarkt terwijl Griekse onderdanen deze beperking niet kennen. Eiser komt bij terugkeer naar Griekenland in een vicieuze cirkel terecht waardoor er sprake zal zijn van een situatie van materiële deprivatie. Eiser heeft ter zitting aangevoerd dat in veel gelijksoortige zaken de beslistermijn verlengd wordt. Het getuigt volgens eiser van willekeur dat dit in onderhavige zaak niet gebeurd is.

4. Verweerder heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat eiser valt onder de uitzondering genoemd in de Kamerbrief van 30 september 20211. Deze uitzondering houdt in dat verweerder niet gehouden is de beslissing op de aanvraag aan te houden wanneer blijkt dat een statushouder kan voorzien in basale voorzieningen, huisvesting en/of in het bezit is van administratieve nummers. Volgens verweerder valt eiser onder deze uitzondering omdat is gebleken dat hij eerder in Griekenland beschikte over basale voorzieningen, zoals een woning, en omdat is gebleken dat eiser in Griekenland reeds beschikte over de administratieve nummers om overheidsvoorzieningen aan te vragen. Gelet hierop heeft verweerder de beslissing op de aanvraag niet aangehouden en is hij tot de conclusie gekomen dat geen sprake is van schending van artikel 3 van het EVRM waardoor eiser terug kan naar Griekenland.

Juridisch kader

5. Op grond van artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT