Uitspraak Nº NL22.20770 en NL22.20852. Rechtbank Den Haag, 2022-10-28
ECLI | ECLI:NL:RBDHA:2022:11419 |
Docket Number | NL22.20770 en NL22.20852 |
Date | 28 Octubre 2022 |
Court | Rechtbank Den Haag (Neederland) |
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.20770 en NL22.20852
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [Naam], eiser
V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. G.A. Dorsman),
en
(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).
Procesverloop
Bij besluit van 12 oktober 2022 (bestreden besluit 1) heeft verweerder tegen eiser een terugkeerbesluit met inreisverbod uitgevaardigd. Verweerder heeft nadien op dezelfde dag aan eiser de maatregel van bewaring (bestreden besluit 2) op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen de maatregel van bewaring moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 19 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser is via beeldverbinding verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J. Bourik. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek in de zaken geschorst.
Op 21 oktober 2022 heeft verweerder aanvullende informatie verschaft. Eiser heeft hier diezelfde dag op gereageerd. Op 24 oktober 2022 is het onderzoek in beide zaken gesloten.
Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
Het terugkeerbesluit en inreisverbod
2. In de beschikking van 6 oktober 2021 is het bezwaar tegen de weigering van afgifte van een EU-verblijfsdocument ongegrond verklaard. Deze beschikking bevat tevens een terugkeerbesluit. In dit terugkeerbesluit staat Marokko als land van terugkeer genoemd. Het terugkeerbesluit van 12 oktober 2022 is dan ook onverplicht genomen en heeft geen rechtsgevolgen. Het beroep tegen het terugkeerbesluit is dan ook niet-ontvankelijk.
3. Voor zover het beroep zich richt tegen het opgelegde inreisverbod stelt de rechtbank vast dat eiser niet heeft bestreden dat hij geen gevolg heeft gegeven aan zijn vertrekplicht. Verweerder was ingevolge artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw dan ook gehouden om een inreisverbod op te leggen. Niet is gebleken van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan verweerder hiervan had moeten afzien. Voor zover eiser heeft verklaard dat hij een vriendin heeft in Nederland is niet aannemelijk geworden dat eiser met haar gezinsleven uitoefent in de zin van artikel 8...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT