Uitspraak Nº RK 20/3437 + 20/3634. Rechtbank Amsterdam, 2020-10-09

ECLIECLI:NL:RBAMS:2020:4911
Date09 Octubre 2020
Docket NumberRK 20/3437 + 20/3634
CourtRechtbank Amsterdam (Neederland)

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingslocatie Amsterdam

Afdeling Publiekrecht

Teams Strafrecht

RK: 20/3437 + 20/3634

Parketnummers: 16/706944-17, 16/803201-18, 16/803201-19 en 16/803204-19

Beschikking op het klaagschrift ex artikel 98, vierde lid jo. 552a van het Wetboek van Strafvordering van:

DE DEKEN VAN DE ORDE VAN ADVOCATEN, MR. E.J. HENRICHS,

domicilie kiezende op het [adres] ,

en

MRS. P.C. SCHOUTEN EN O.E. DE JONG,

domicilie kiezende op het [adres] ,

tevens vertegenwoordigend raadslieden van:

[klager] ,

geboren op [geboortegegevens] ,

domicilie kiezende op het [adres] ,

klagers.

1 Feiten
1.1

De heer [klager] is verdachte en kroongetuige in het onderzoek ‘Marengo’, dat zich richt op – onder meer – verschillende liquidaties en pogingen daartoe door een criminele organisatie.

1.2

Op 18 september 2019 is [advocaat] , een van de toenmalig advocaten van de kroongetuige, doodgeschoten. Hierna werd de kroongetuige bijgestaan door een anonieme advocaat (hierna: AA).

1.3

De AA heeft op 11 maart 2020 zijn taken neergelegd, wegens een breuk tussen hem/haar en de kroongetuige. Op 13 maart 2020 heeft de AA contact opgenomen met het zaaks-OM van het onderzoek Marengo. Door deze AA werd medegedeeld dat hij/zij gedurende zijn/haar werkzaamheden als advocaat van de kroongetuige via de deken in het bezit was gekomen van een envelop die bestemd was voor de opvolgend advocaat van de kroongetuige. Uit de tekst op de envelop heeft de advocaat opgemaakt dat deze envelop met inhoud oorspronkelijk afkomstig was van (het advocatenkantoor van) zijn/haar overleden voorganger, mr. [advocaat] . De AA meldde aan het zaaks-OM dat zich in die envelop een telefoon bevond en dat de kroongetuige had verzocht dat toestel naar hem toe te brengen. Dat verzoek was gedaan nadat de kroongetuige zijn advocaat eerder die week had ontslagen. De AA wenste niet mee te werken aan dit verzoek, waarop de kroongetuige heeft gereageerd op een manier die de AA als bedreigend heeft ervaren.

1.4

Op 16 maart 2020 heeft de AA de telefoon aan de deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten (hierna: de deken) afgegeven. Direct daarna is deze telefoon, na machtiging daartoe door de rechter-commissaris in Amsterdam, inbeslaggenomen en in de kluis van de rechter-commissaris geplaatst.

1.5

De rechter-commissaris heeft vervolgens de deken en de AA verzocht om gemotiveerd uiteen te zetten of en, zo ja, waarom zij van mening zijn dat de telefoon en de eventuele informatie die zich daarop bevindt onder hun geheimhoudingsplicht valt. Hierop is door de AA op 17, 19 en 23 maart 2020 en door de deken op 31 maart 2020 gereageerd. Het Openbaar Ministerie heeft op 8 april 2020 een standpunt ingenomen ten aanzien van de geheimhouderkwestie. Zowel de AA, als de deken hebben te kennen gegeven niet te weten welke informatie zich op de telefoon bevindt, maar beiden achten het goed voorstelbaar dat dit geheimhouderinformatie betreft. Geen van beiden heeft zich toegang verschaft tot de telefoon en zij weten niet of de telefoon is beveiligd, bijvoorbeeld met een pincode. In elk geval stellen beiden zich op het standpunt dat de telefoon en de daarop aanwezige communicatie onder de geheimhoudingsplicht valt.

1.6

Om de aannemelijkheid van het beroep op de geheimhoudingsplicht goed te kunnen beoordelen, heeft de rechter-commissaris het noodzakelijk geoordeeld de toegankelijkheid en eventuele inhoud van de telefoon te (doen) onderzoeken. Hiertoe is de telefoon op 8 en 9 april 2020 onderzocht door een (digitaal) rechercheur en door het NFI. De inhoud van de telefoon is door een rechercheur toegankelijk gemaakt en op een andere gegevensdrager vastgelegd ten behoeve van nader inhoudelijk onderzoek.

1.7

Op de telefoon zijn hoofdzakelijk (WhatsApp-)berichten aangetroffen uit de periode september 2017 tot en met 9 februari 2018. Ook is berichtenverkeer aangetroffen tussen de kroongetuige en een van zijn toenmalige advocaten (niet zijnde AA of zijn huidige advocaten). Ten aanzien van deze berichten heeft de rechter-commissaris direct (en zonder deze berichten te hebben gezien) opdracht gegeven om deze communicatie en eventuele bijbehorende gegevens volledig te verwijderen van de gegevensdrager (waarop de van de telefoon afkomstige informatie is gekopieerd). Dit maakt dat deze (evidente geheimhouder)communicatie geen onderwerp meer is van deze procedure.

1.8

Vervolgens heeft de rechter-commissaris op 2 juli 2020 beslist dat de inbeslagneming van de telefoon en de daarop aanwezige informatie is toegestaan, omdat zowel aan de AA, als aan de deken geen bevoegdheid tot verschoning toe zou komen ten aanzien daarvan. De rechter-commissaris komt tot de conclusie dat de telefoon en de berichten daarop niet kunnen worden beschouwd als toevertrouwd aan een advocaat. Zo is, aldus de rechter-commissaris, niet gebleken dat de AA ooit toegang had tot de informatie op de telefoon. Bovendien heeft onderzoek naar de informatie zelf evenmin aanknopingspunten opgeleverd dat sprake is van informatie die bedoeld is voor een advocaat van de kroongetuige ten behoeve van diens belangenbehartiging in zijn strafzaken.

2 Procesgang
2.1

Tegen voornoemde beslissing van de rechter-commissaris van 2 juli 2020 hebben klagers op 16 juli 2020 hun klaagschriften ingediend. De deken heeft zijn klaagschrift ingediend bij de Rechtbank Midden-Nederland en de Rechtbank Amsterdam, terwijl de raadslieden van de kroongetuige hun klaagschrift aan de Rechtbank Midden-Nederland hebben gericht, waarbij is aangegeven dat geen bezwaar zal worden gemaakt indien het klaagschrift door een zittingscombinatie van de Rechtbank Amsterdam wordt behandeld.

2.2

Op 13 augustus 2020 heeft het Openbaar Ministerie zijn standpunt kenbaar gemaakt.

2.3

Op 17 september 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende te Amsterdam, de raadslieden en de kroongetuige, alsmede de deken, bijgestaan door mr. J.I.M.G. Jahae, en het Openbaar Ministerie in besloten raadkamer gehoord.

3 Het toetsingskader
3.1

De rechtbank stelt met betrekking tot het beroep op het verschoningsrecht het volgende voorop.
Aan het verschoningsrecht ligt ten grondslag dat het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, moet wijken voor het maatschappelijk belang dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde om bijstand en advies tot de verschoningsgerechtigde moet kunnen wenden.

3.2

Op grond van artikel 98 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) mogen bij personen met een bevoegdheid tot verschoning als bedoeld in artikel 218 Sv zonder hun toestemming brieven of andere geschriften tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt, niet in beslag worden genomen.

3.3

De aard van de hier aan de orde zijnde bevoegdheid tot verschoning brengt mee dat het oordeel over de vraag of brieven of geschriften object van de bevoegdheid...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT