Uitspraak Nº ROE 20/1874. Rechtbank Limburg, 2022-07-15

ECLIECLI:NL:RBLIM:2022:5404
Docket NumberROE 20/1874
Date15 Julio 2022

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht

Bestuursrecht

zaaknummer: ROE 20/1874


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. R.A.M. Verkoijen),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert (verweerder)

(gemachtigden: C.H.M. van de Water en G.J.F.M. Vosdellen).

Als derde-partijen nemen aan de zaak deel: [naam derde-partij 1] en [naam derdepartij 2] uit [plaats 2] (gemachtigde: mr. P.M.E.P.J. Joosten) en [naam derde-partij 3] uit [plaats 3] (vergunninghouders).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 8 juni 2020 waarin verweerder eisers verzoek om de omgevingsvergunning milieu van een kippen- en schapenhouderij op het perceel [adres 1] in [plaats 4] in te trekken, heeft afgewezen.

Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. [naam derde-partij 1] en [naam derdepartij 2] hebben ook schriftelijk gereageerd.

De rechtbank heeft het beroep op 10 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder, [naam derdepartij 2] en de gemachtigde van [naam derde-partij 1] en [naam derdepartij 2] .

Totstandkoming van het besluit

1. Op 30 oktober 2003 is aan [naam derde-partij 3] een revisievergunning verleend voor een pluimvee- en schapenhouderij op de locaties [adres 2] en [adres 1] te [plaats 5] voor het houden van 6389 legkippen, 50 schapen, 1 paard, 100 schapen en 2200 opfokhennen. In september 2017 is de locatie [adres 2] verkocht aan [naam derde-partij 1] , waardoor een splitsing van het bedrijf heeft plaatsgevonden. Dit heeft tot gevolg dat voor de locatie [adres 1] rechten aanwezig zijn voor 100 schapen en 2200 opfokhennen in stal 2 en voor de locatie [adres 2] 6389 legkippen in stal 4, 50 schapen en 1 paard in stal 3. Bij brief van 20 november 2019, aangevuld op 24 december 2019 met de landbouwtellinggegevens over de jaren 1998 tot en met 2019 van de Rijksdienst voor ondernemend Nederland, heeft eiser verweerder verzocht om op grond van artikel 2.33, tweede lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de omgevingsvergunning milieu van 30 oktober 2003 in te trekken. In het ontwerpbesluit van 14 januari 2020 heeft verweerder het intrekkingsverzoek afgewezen.

Bestreden besluit

2. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit (primair) op het standpunt dat de veehouderijen op de locaties [adres 2] en 29 per 1 januari 2013 niet meer vergunningplichtig zijn op grond van de Wabo, maar meldingsplichtig op grond van het Activiteitenbesluit. Een melding Activiteitenbesluit kan niet worden ingetrokken, zodat het niet mogelijk is om op grond van artikel 2.33, tweede lid, onder a, van de Wabo een verleende omgevingsvergunning voor de activiteit milieu in te trekken. Het verzoek om de omgevingsvergunning in te trekken dient dan ook volgens verweerder te worden afgewezen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers verzoek om de omgevingsvergunning milieu van 30 oktober 2003 in te trekken. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.

4. Niet betwist is en de rechtbank stelt vast dat de verleende vergunning uit 2003 vanaf 1 januari 2013 moet worden aangemerkt als een melding Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit). Dat betekent dat de veehouderij voor wat betreft de milieuregels onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit valt. Verder zijn de oprichting, wijziging of uitbreiding van een pluimvee- en schapenhouderij als deze in artikel 2.2a, eerste en vierde lid, van het Besluit omgevingsrecht aangewezen als activiteiten waarvoor op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wabo een Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (Obm) is vereist.

4.1.

Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat verweerders (primaire) standpunt dat het niet mogelijk is om op grond van artikel 2.33, tweede lid, onder a, van de Wabo een verleende...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT