Uitspraak Nº ROE 20/1267. Rechtbank Limburg, 2022-10-28
ECLI | ECLI:NL:RBLIM:2022:8404 |
Docket Number | ROE 20/1267 |
Date | 28 Octubre 2022 |
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 20/1267
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2022 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. drs. F. Warlich),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, het college,
(gemachtigde: mr. S. L.J.H. Stevenhaagen).
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het college waarin het bezwaar van eiser kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard vanwege overschrijding van de bezwaartermijn.
Met het besluit van 14 april 2020 heeft het college het bezwaar van eiser tegen het besluit van 2 december 2019 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar ruim na afloop van de bezwaartermijn is ingediend. Het bezwaar gedateerd 11 maart 2020 is op 13 maart 2020 ontvangen, terwijl de bezwaartermijn liep van 3 december 2019 tot en met
13 januari 2020. Het college ziet in de gronden van bezwaar geen aanleiding voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van partijen.
Waar gaat deze zaak over?
2. Het college heeft het bezwaar van eiser niet inhoudelijk beoordeeld omdat hij zijn bezwaar te laat heeft ingediend. Het bezwaar wordt dan niet-ontvankelijk genoemd. In uitzonderingsgevallen kan een te laat bezwaar toch inhoudelijk worden beoordeeld. Dat gebeurt als het te laat zijn verschoonbaar is. De rechtbank beoordeelt of het college de overschrijding van de bezwaartermijn van eiser terecht niet verschoonbaar heeft gevonden en het bezwaar daarom niet-ontvankelijk. Zij doet dit aan de hand van de door eiser aangevoerde argumenten, de zogenoemde beroepsgronden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. De rechtbank is van oordeel dat eiser zijn bezwaar verschoonbaar te laat heeft ingediend. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt. Omdat eiser gelijk krijgt, zal het college het bezwaar van eiser tegen het besluit van 2 december 2019 toch inhoudelijk moeten beoordelen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen de oordeel heeft.
Wat is de situatie van eiser?
4. Uit de rapportage medisch advies inzake Participatiewet van de GGD Zuid Limburg van 20 november 2018 blijkt, onder meer, dat bij eiser sprake is van forse psychiatrische problematiek, waarbij hij het contact met de werkelijkheid soms kwijtraakt. Eiser wordt niet in staat geacht om werk te kunnen vinden en behouden op de reguliere arbeidsmarkt. Hij zal alleen vrijwilligerswerk kunnen doen als dit dagelijks wordt begeleid door iemand met begrip voor en kennis van mensen met psychiatrische problematiek. Eiser heeft verder toegelicht dat zijn moeder één jaar voor de bezwaartermijn is overleden. Het jaar daarna heeft eiser als zeer heftig ervaren. Zowel financieel als emotioneel zat hij in de put. Hij kreeg in deze periode intensieve behandeling en begeleiding van GGZ Zuyderland.
Welke besluiten zijn van belang in deze zaak?
5. Met het besluit van 12 augustus 2019 heeft het college eisers uitkering op grond van de Participatiewet (Pw) vanaf 23 juli 2019 ingetrokken, omdat eiser het college de gevraagde gegevens die nodig zijn om te bekijken of eiser nog recht heeft op een uitkering niet heeft verstrekt. Ook vermeldt het besluit onder ‘beoordeling boete’ dat eiser (hierdoor) de inlichtingenplicht heeft geschonden, dat het opleggen van een bestuurlijke boete dan een verplichting is en eiser over de beoordeling van de boete nog apart bericht krijgt. Het besluit vermeldt verder onder ‘vakantiegeld’ dat het gereserveerde vakantiegeld niet wordt uitgekeerd in afwachting van een vervolgonderzoek naar eisers recht op uitkering vóór
23 juli 2019.
6. Het besluit waartegen eiser bezwaar wil maken is van 2 december 2019. Met dit besluit heeft het college eisers recht op een uitkering op grond van de Pw per 1 december 2018 ingetrokken en de verstrekte uitkering vanaf 1 december 2018 tot en met 22 juli 2019 teruggevorderd, in totaal € 7.889,84. Reden daarvoor is dat op grond van het onderzoek van het college aangenomen moet worden dat eiser over middelen beschikt waarvan de aard en de omvang niet bij het college bekend zijn, waardoor eisers recht op een uitkering vanaf 1 december 2018 niet is vast te stellen.
Ook vermeldt het besluit dat in het besluit van 12 augustus 2019 staat vermeld dat er nog een nader onderzoek zou plaatvinden over eisers recht op uitkering over de periode van bijstandsverlening voorafgaand aan 23 juli 2018 en dat dat onderzoek is afgerond.
7. Met het besluit van 5 december 2019 heeft het college eiser een waarschuwing gegeven, omdat eiser zich niet aan de inlichtingenplicht heeft gehouden. Het besluit vermeldt dat eiser geen boete krijgt, omdat hij zich de afgelopen twee jaar wel aan alle regels voor de uitkering heeft gehouden en hij in deze periode niet eerder een waarschuwing heeft gekregen.
8. Eiser heeft tegen het besluit van 2 december 2019 per brief van 11 maart 2020 bezwaar gemaakt, omdat hij op 5 maart 2020 een dwangbevel tot betaling/invordering ontving.
9. Daarna heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals vermeld in de inleiding.
Wat zijn de standpunten van partijen?
10. Eiser stelt zich op het standpunt dat de onduidelijke inhoud van de besluiten van
12 augustus 2019 en 2 en 5 december 2019 in combinatie met zijn psychische toestand maakt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Na het besluit van 5 december 2019 was eiser in de veronderstelling dat daarmee het dossier over de intrekking van de uitkering vanaf 23 juli 2019 (het besluit van 12 augustus 2019) kon worden gesloten. In dat besluit stond immers dat hij in de afgelopen twee jaar niets...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT