Uitspraak Nº ROT 17/6546. Rechtbank Rotterdam, 2018-06-27

ECLIECLI:NL:RBROT:2018:5094
Docket NumberROT 17/6546
Date27 Junio 2018
Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1

zaaknummer: ROT 17/6546

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 juni 2018 in de zaak tussen [naam eiser] , te Den Haag, eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: mr. C.W. de Jong.

Procesverloop

Bij besluit van 28 juni 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een bestuurlijke boete opgelegd van € 2.000,- wegens het in gebruik geven van een woonruimte in het pand aan de [adres] te Rotterdam aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning.

Bij besluit van 1 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en aanvullende stukken ingediend.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 april 2017.

Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen
1.1.

Eiser is eigenaar van een pand gelegen aan de [adres] te Rotterdam (de woning). Op 20 april 2017 is de woning gecontroleerd door twee gemeentelijke toezichthouders. Naar aanleiding van deze controle is een rapport van bevindingen opgesteld. Hieruit blijkt dat mevrouw [naam huurder] ten tijde van de controle in de woning aanwezig was en dat zij onder meer heeft verklaard dat zij sinds 17 januari 2017 een kamer huurt voor € 495,- per maand. Zij heeft € 695,- borg en € 247,- huur betaald. Sinds februari heeft zij geen huur meer betaald. Mevrouw [naam huurder] heeft een huurovereenkomst overgelegd en heeft verklaard dat de eigenaar van de woning deze niet wilde ondertekenen. Bij brief van 2 juni 2017 heeft verweerder het voornemen tot het opleggen van een boete aan eiser bekend gemaakt. Eiser heeft hierop zijn zienswijze gegeven. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen.

2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder overneming van het advies van de Algemene Bezwaarschriftencommissie, het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de woning is gelegen in de Tarwewijk, een wijk waarvoor een huisvestingsvergunningplicht geldt. Eiser heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij geen enkele bemoeienis heeft gehad bij het in gebruik geven van de woonruimte aan mevrouw [naam huurder] . Over de omstandigheid waaronder aan mevrouw [naam huurder] een sleutel voor de portiekdeur is verstrekt, heeft eiser geen duidelijkheid verschaft. Verweerder is echter van oordeel dat uit het complex van feiten kan worden afgeleid dat eiser de intentie had om de woonruimte aan mevrouw [naam huurder] te verhuren. Dit blijkt bovenal uit de door haar betaalde borgsom. Eiser heeft bestreden dat er sprake is van een door hem ondertekende huurovereenkomst met mevrouw [naam huurder] . Deze is vervalst en niet door hem ondertekend. Volgens verweerder laten de door eiser aangedragen bezwaren onverlet dat er sprake is van de intentie de woning aan mevrouw [naam huurder] te verhuren en dat zij in de woning is aangetroffen zonder over een huisvestingsvergunning te beschikken. Verweerder is van oordeel dat dit zwaarder mag wegen dan hetgeen eiser naar voren heeft gebracht. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser terecht als overtreder is aangemerkt. De hoogte van de opgelegde boete is evenredig. Van bijzondere omstandigheden is verweerder niet gebleken, waardoor er geen aanleiding bestond de boete te matigen.

3. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij de overtreding niet heeft begaan. Versluis Vastgoed Beheer heeft mevrouw [naam huurder] de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT