Uitspraak Nº ROT 19/1076. Rechtbank Rotterdam, 2020-02-21

ECLIECLI:NL:RBROT:2020:1506
Docket NumberROT 19/1076
Date21 Febrero 2020
Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 19/1076

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 februari 2020 in de zaak tussen [eiseres] , gevestigd te [plaatsnaam 1] , eiseres ( [eiseres] ),

gemachtigden: mr. S.M.C. Nuijten en mr. S.A.M. Vermeulen,

en

Stichting Autoriteit Financiële Markten, verweerster (AFM),

gemachtigden: mr. M.L. Batting en mr. G.M.C. Neuteboom-Klink.

Procesverloop

Bij besluit van 6 juli 2018 heeft de AFM aan [eiseres] ( [eiseres] ) een bestuurlijke boete van € 900.000,- opgelegd (het boetebesluit) en haar medegedeeld dat zij dit besluit, begeleid door een persbericht en met plaatsing van een bericht daarover op onder meer Twitter, openbaar zal maken door publicatie daarvan (het publicatiebesluit).

Bij besluit van 24 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft de AFM het daartegen door [eiseres] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [eiseres] beroep ingesteld bij de rechtbank.

De AFM heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is op 11 december 2019 ter zitting van een meervoudige kamer behandeld. Namens [eiseres] zijn verschenen haar gemachtigden, vergezeld door [naam 1] en [naam 2] , respectievelijk voorzitter en lid van het bestuur van [eiseres] . De AFM is ter zitting vertegenwoordigd door haar gemachtigden, vergezeld door A.Q.R Paijmans en

A. Keijzer, beiden werkzaam bij de AFM.

Overwegingen

Inleiding

1.1.

[eiseres] is een accountantsorganisatie die sinds [datum] beschikt over een vergunning voor het verrichten van wettelijke controles als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta). Deze vergunning strekt mede tot het verrichten van wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang.

1.2.

Naar aanleiding van drie bij haar op grond van artikel 32, vierde lid, van het Besluit toezicht accountantsorganisaties (Bta) door [eiseres] gemelde incidenten heeft de AFM in de periode van 22 juni 2016 tot en met 12 december 2016 onderzoek gedaan naar de beheerste en integere bedrijfsvoering van [eiseres] . In dat kader heeft de AFM van [eiseres] inlichtingen gevorderd en op de kantoren van [eiseres] in [plaatsnaam 2] op 30 augustus 2016 en [plaatsnaam 3] op 31 augustus 2016 en op het kantoor van de AFM in Amsterdam op 15 november 2016 gesprekken gevoerd met bestuurders en medewerkers van [eiseres] .

1.3.

Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft de AFM in haar onderzoeksrapport (kenmerk: AnLe-16111112) van 3 april 2017 geconcludeerd dat [eiseres] sinds 22 januari 2014, de datum van de melding van het eerste incident, artikel 21, eerste lid, van de Wta overtreedt, waarin is bepaald dat een accountantsorganisatie de bedrijfsvoering zodanig inricht dat deze een beheerste en integere uitoefening van haar bedrijf waarborgt.

Volgens de AFM beheerst [eiseres] integriteitsrisico’s onvoldoende, nu zij onvoldoende tegengaat dat zij als accountantsorganisatie, de bij haar werkzame en aan haar verbonden externe accountants en/of andere medewerkers betrokken raken bij strafbare feiten en wetsovertredingen die het vertrouwen in de accountantsorganisatie of in de financiële markten kunnen schaden. Ook heeft [eiseres] volgens de AFM artikel 32, derde lid, van het Bta overtreden, nu zij naar aanleiding van de drie incidenten geen passende maatregelen heeft genomen die gericht zijn op het beheersen van de als gevolg van deze incidenten opgetreden risico’s en op het voorkomen van herhaling.

1.4.

Bij brief van 3 april 2017 heeft de AFM [eiseres] kenbaar gemaakt dat zij het voornemen heeft [eiseres] wegens voormelde overtredingen op grond van artikel 52 van de Wta een aanwijzing te geven tot het volgen van een bepaalde gedragslijn. [eiseres] heeft op 1 mei 2017 haar mondelinge en schriftelijke zienswijze daarop gegeven. Daarbij heeft [eiseres] een (concept)plan van aanpak ter verbetering van de beheersing van integriteitsrisico’s overgelegd.

Boete voor overtreding van artikel 21, eerste lid, van de Wta

2. Na bij brief van 1 februari 2018, met als bijlage haar onderzoeksrapport (kenmerk: MsHn-17052875) van dezelfde datum, het voornemen daartoe aan [eiseres] kenbaar te hebben gemaakt en kennis te hebben genomen van de mondelinge en schriftelijke zienswijze van [eiseres] van 27 maart 2018 daarop, heeft de AFM [eiseres] bij het boetebesluit wegens overtreding van artikel 21, eerste lid, van de Wta in de periode van 22 januari 2014 tot en met 1 mei 2017 een bestuurlijke boete van € 900.000,- opgelegd. Volgens de AFM moest [eiseres] ter naleving van de in dit artikellid neergelegde ‘principle based’ norm zelf analyseren welke risico’s haar organisatie liep en aan de hand daarvan de nodige maatregelen in haar bedrijfsvoering treffen, maar heeft zij nagelaten de voor haar organisatie relevante risico’s op het gebied van integriteit behoorlijk in kaart te brengen, kennis daarover te borgen en ervaringen breder te delen. Daarom kon [eiseres] niet goed tegengaan dat zij of haar medewerkers betrokken raakte(n) bij strafbare feiten en wetsovertredingen die het vertrouwen in [eiseres] of in de financiële markten kunnen schaden, of dat relaties met haar cliënten dat deden. Ook heeft [eiseres] onvoldoende passende maatregelen genomen naar aanleiding van opgetreden incidenten. [eiseres] heeft onvoldoende analyses naar de oorzaak en achtergrond van deze incidenten verricht en onvoldoende lerend vermogen getoond. De overtreding was volgens de AFM in ieder geval aan de orde vanaf de eerste incidentmelding op 22 januari 2014 tot en met de presentatie door [eiseres] aan de AFM van haar (concept)plan van aanpak op 1 mei 2017.

Bij het bestreden besluit heeft de AFM het door [eiseres] tegen het boetebesluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Volgorde van beoordeling van de beroepsgronden
3. De rechtbank zal eerst ingaan op de uitleg artikel 21 van de Wta. Daarna zal worden ingegaan op het betoog van [eiseres] dat het zwijgrecht van [eiseres] is geschonden en dat de inlichtingenvorderingen van de AFM ten onrechte niet geclausuleerd waren. Met inachtneming van de navolgende uitleg van artikel 21 van de Wta en overwegingen ten aanzien van het bewijs, zal de rechtbank daarna het betoog van [eiseres] beoordelen dat zij artikel 21, eerste lid, van de Wta niet heeft overtreden.

Uitleg van artikel 21 van de Wta

4. [eiseres] betoogt dat de AFM artikel 21 van de Wta onjuist en te ruim uitlegt. Volgens [eiseres] meent de AFM ten onrechte dat artikel 21, tweede lid, aanhef en onderdeel b, onder 2° en 3°, van de Wta een ruimere norm is dan de uitwerking daarvan in artikel 32 van het Bta en dat die norm kan worden geschonden terwijl aan artikel 32 van het Bta is voldaan. Verder meent de AFM ten onrechte dat artikel 21, eerste lid, van de Wta door de term “waarborgt” een resultaatverplichting bevat die is geschonden indien en zodra de integere en beheerste uitoefening van het bedrijf van de accountantsorganisatie in gevaar komt. Anders dan de AFM meent, kan de wetsgeschiedenis van de Wet op het financieel toezicht (Wft) niet worden gebruikt ter onderbouwing van de uitleg die de AFM geeft aan artikel 21 van de Wta. Bij het hanteren van een juiste uitleg van artikel 21 van de Wta, zoals ingevuld in artikel 32 van het Bta, kan van een overtreding geen sprake zijn, aldus [eiseres] .

4.1.

Op grond van artikel 21, eerste lid, van de Wta richt een accountantsorganisatie de bedrijfsvoering zodanig in dat deze een beheerste en integere uitoefening van haar bedrijf waarborgt.

Op grond van het tweede lid van dit artikel kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid. Deze regels hebben betrekking op:

(…)

b. integriteit, waaronder wordt verstaan:

1°. het tegengaan van verstrengeling van tegenstrijdige belangen;

2°. het tegengaan van betrokkenheid van de accountantsorganisatie, de externe accountants of andere medewerkers van de accountantsorganisatie bij strafbare feiten en wetsovertredingen die het vertrouwen in de accountantsorganisatie of in de financiële markten kunnen schaden;

3°. het tegengaan van relaties met cliënten die het vertrouwen in de accountantsorganisatie of in de financiële markten kunnen schaden;

(…).

In hoofdstuk 7 (artikelen 32 tot en met 34) van het Bta zijn bepalingen opgenomen ter uitvoering van artikel 21, tweede lid, onderdeel b, van de Wta.

Op grond van artikel 32, eerste lid, van het Bta heeft een accountantsorganisatie een beleid dat ertoe strekt dat de betrokkenheid van de accountantsorganisatie en haar medewerkers wordt voorkomen bij strafbare feiten en wetsovertredingen die het vertrouwen in de accountantsorganisatie of in de financiële markten kunnen schaden. Gedragslijnen en procedures ter waarborging van de naleving van artikel 27 maken onderdeel uit van dit beleid (deze laatste volzin is met ingang van 1 januari 2017 toegevoegd).

Op grond van het tweede lid van dit artikel stelt een accountantsorganisatie procedures en regels vast ter zake van de omgang met en vastlegging van incidenten die ernstige gevolgen hebben voor de integere uitoefening van haar bedrijf.

Op grond van het derde lid van dit artikel neemt een accountantsorganisatie naar aanleiding van een incident als bedoeld in het tweede lid passende maatregelen. Deze maatregelen zijn gericht op het beheersen van de als gevolg van het incident opgetreden risico’s en op het voorkomen van herhaling.

Op grond van het vierde lid van dit artikel informeert een accountantsorganisatie de AFM onverwijld omtrent de in het tweede lid bedoelde incidenten.

4.2.

Artikel 21, eerste lid, van de Wta schrijft niet voor hoe een accountantsorganisatie de bedrijfsvoering zodanig inricht dat deze een beheerste en integere uitoefening van haar bedrijf waarborgt. Wel bestaat op grond van het tweede lid van dit artikel de bevoegdheid om...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT