Uitspraak Nº ROT-19_00049 en ROT-19_00075. Rechtbank Rotterdam, 2020-11-18

ECLIECLI:NL:RBROT:2020:10517
Docket NumberROT-19_00049 en ROT-19_00075
Date18 Noviembre 2020
Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht

zaaknummers: ROT 19/49 en ROT 19/75

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 november 2020 in de zaak tussen

ROT 19/49

[naam eiser 1] en [naam eiser 2], te [woonplaats eisers] , eisers 1,

gemachtigde: mr. R. Schriever,

ROT 19/75

[naam eiser 3] , te [woonplaats eiser] , eiser,

gemachtigde: mr. M.C. van Meppelen Scheppink,

hierna gezamenlijk te noemen eisers,

en

het college van burgemeester en wethouders van Hardinxveld-Giessendam, verweerder,

gemachtigde: mr. D.C. Alblas.

Als derde belanghebbende is aangemerkt:

[naam vergunninghoudster] , te [plaatsnaam] , vergunninghoudster,

gemachtigde: [naam 1] .

Procesverloop

Bij besluit van 17 april 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het vernieuwen en uitbreiden van bedrijfspanden op het perceel [perceel] .

Bij besluit van 20 november 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eisers gegrond verklaard voor zover deze zien op een motiveringsgebrek en voor het overige ongegrond verklaard. Onder verbetering van de motivering heeft verweerder het primaire besluit in stand gelaten.

Eisers hebben afzonderlijk tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 september 2020. [naam eiser 2] is verschenen, bijgestaan door mr. D. Tanke. [naam eiser 3] is eveneens verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens vergunninghoudster zijn [naam 2] en [naam 3] verschenen.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in een bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.

2. Eisers 1 wonen op het adres [adres eisers 1] en eiser op [adres eiser] Op 24 november 2017 heeft vergunninghoudster een omgevingsvergunning aangevraagd voor het vernieuwen en uitbreiden van bedrijfspanden op het perceel [perceel] .

Het project is gelegen in het geldende bestemmingsplan “Hardinxveld-Giessendam, bebouwd gebied” (het bestemmingsplan). Het bouwplan is gesitueerd op gronden met de bestemming “Bedrijventerrein”, “waarde Archeologische verwachting 9”, “Water”, “functieaanduiding bedrijf tot en met categorie 3.2” en “gebiedsaanduiding geluidzone industrie 2”.

3. In het primaire besluit heeft verweerder aangegeven dat het bouwplan niet in overeenstemming is met de bestemmingsplanvoorschriften, omdat het bouwwerk gedeeltelijk buiten het bouwvlak is gerealiseerd, de toegestane bouwhoogte gedeeltelijk wordt overschreden en op de bestemming “Water” geen bouwwerken ten behoeve van bedrijfsbestemming mogen worden gerealiseerd.

Verweerder overweegt dat op grond van artikel 2.10, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in gevallen als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo de aanvraag mede wordt aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan. Nu bij de aanvraag een ruimtelijke onderbouwing is ingediend, waarbij alle ruimtelijke aspecten zijn benoemd en gemotiveerd is aangegeven waarom de ontwikkeling ruimtelijk gezien aanvaardbaar is, is verweerder van mening dat met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 2°, van de Wabo in samenhang met artikel 4, aanhef en onder 1, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) van het bestemmingsplan kan worden afgeweken.

4. De commissie voor de bezwaarschriften (de commissie) heeft, voor zover hier van belang, het volgende geadviseerd.

Groenstrook - parkeren

De commissie stelt vast dat uit de verbeelding van het bestemmingsplan volgt dat waar vergunninghoudster drie parkeerplaatsen wil realiseren de specifieke functieaanduiding “parkeren uitgesloten” van toepassing is. Als gevolg hiervan worden (slechts) 147 parkeerplaatsen gerealiseerd, terwijl de parkeerbehoefte 148 parkeerplaatsen is. Nu het bouwplan niet voorziet in voldoende parkeergelegenheid, is het primaire besluit in strijd met de planregels.

Geluid

De commissie stelt vast dat vergunninghoudster bij de aanvraag een akoestisch rapport van

Adviesbureau De Haan B.V. (De Haan) van 11 augustus 2017 (het akoestisch rapport) heeft

ingediend. Verweerder heeft de bevindingen uit het akoestisch rapport overgenomen.

De commissie stelt dat de VNG-brochure “Bedrijven en Milieuzonering”, editie 2009, (de VNG-brochure) een handreiking biedt om binnen een plangebied tot een evenwichtige samenstelling van zowel bedrijven als woningen te komen.

Niet in geschil is dat de activiteiten van vergunninghoudster in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die als bijlage is opgenomen bij het bestemmingsplan, tot de categorie glasbewerkingsbedrijven behoren. De Staat van Bedrijfsactiviteiten plaatst glasbewerkingsbedrijven in milieucategorie 3.1. Evenmin is in geschil dat de omgeving als ‘gemengd gebied’ kan worden gekwalificeerd. Dit brengt met zich dat de richtafstand met één afstandsstap mag worden gereduceerd (VNG-brochure, pag. 30).

Op basis van de VNG-brochure is het in beginsel mogelijk om de activiteiten van vergunninghoudster in te passen als de afstand van de perceelgrens van deze bedrijven tot aan de gevel van de dichtstbijzijnde woning meer bedraagt dan 30 meter. De commissie kan echter niet beoordelen of aan deze richtafstand wordt voldaan. Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt immers dat niet de gerealiseerde gevel van de woning als uitgangspunt moet worden genomen, maar de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is (ECLI:NL:RVS:2018:1264). Nu uit artikel 34, tweede lid, onder 4, van de planregels blijkt dat bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, wijkt de relevante gevelafstand waarschijnlijk af van de daadwerkelijke gevelafstand van 35 meter. Omdat hierover in het primaire besluit niets is vermeld vindt de commissie het besluit op dit punt ontoereikend gemotiveerd.

Ter zake van de akoestische impact van het bouwplan merkt de commissie op dat het akoestisch rapport voor de indirecte hinder (dat is hinder door verkeer van en naar de inrichting) aansluiting zoekt bij de Handleiding industrielawaai en vergunningverlening (1999) die gebruik maakt van de normering van de Schrikkelcirculaire van de Minister (1996). In deze circulaire wordt voor indirecte hinder een voorkeursgrenswaarde aangegeven van 50 dB(A) en een maximale grenswaarde van 65 dB(A). De Minister adviseert om geen overschrijding van de voorkeursgrenswaarde toe te staan indien die overschrijding kan worden voorkomen door het treffen van bronmaatregelen (bijvoorbeeld door beperking van de verkeersbewegingen ‘s avonds of ‘s nachts) of door (op kosten van de vergunningaanvrager) te treffen geluidwerende maatregelen (schermen en dergelijke).

Uit het akoestisch rapport volgt dat de voorkeursgrenswaarde aan de gevel van de woning op het adres [adres] wordt overschreden, omdat daar een LAeq van 51 dB(A) is gemeten. Volgens de akoestisch adviseur leidt een dergelijke overschrijding er niet toe dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de woning ook wordt overschreden omdat het Bouwbesluit 2012 bij een stenen muur een isolatiewaarde van 20 dB(A) voorschrijft.

De commissie is van mening dat in het akoestisch rapport de beoordeling ontbreekt of en zo ja, welke bronmaatregelen of geluidwerende maatregelen kunnen worden getroffen om de overschrijding terug te dringen. Aangezien betwist wordt dat de woning voldoet aan de eisen die het Bouwbesluit 2012 aan nieuwe woningen stelt en de woning op het adres [adres] in het jaar 1954 is gebouwd, staat voor de commissie niet vast dat de binnenwaarde van 35 dB(A) niet wordt overschreden, te meer nu de rapportages geen metingen van de binnenwaarde van [adres] bevatten. De commissie is van mening dat verweerder met een aanvullend onderzoek moet beoordelen of de binnenwaarde van 35 dB(A) wordt overschreden en, zo ja, welke maatregelen kunnen worden getroffen om deze overschrijding terug te dringen.

Belangenafweging

De commissie is van mening dat, aangezien bij vergunninghoudster in ploegendiensten wordt gewerkt, eisers niet ten onrechte stellen dat er meer aan- en afvoer van materialen nodig is wat invloed heeft op de lichtbelasting en trillingshinder. De commissie meent dat het primaire besluit niet voorziet in een deugdelijke motivering op dit punt, zodat het in strijd met het motiveringsbeginsel is genomen.

5.1.

Bij het bestreden besluit is verweerder (deels) afgeweken van het advies van de commissie.

5.2.

Parkeren

Verweerder is van mening dat de commissie terecht stelt dat drie parkeerplaatsen ter hoogte van de groenstrook niet kunnen worden gerealiseerd. Om die reden is aan vergunninghoudster gevraagd om de situatie voor de parkeerplaatsen zo aan te passen dat de drie plaatsen die zijn gepland op de plek waar parkeren is uitgesloten worden verwijderd. De aangepaste situatietekening, waarin wordt voorzien in 148 parkeerplaatsen, heeft verweerder ontvangen en goedgekeurd. Deze situatietekening is als bijlage toegevoegd aan het bestreden besluit. Het bouwplan voorziet, aldus verweerder, nu in voldoende parkeerplaatsen om in de parkeerbehoefte te voorzien.

5.3.

Geluid

Verweerder stelt dat uit het akoestisch rapport volgt dat aan de richtafstand van 30 meter wordt voldaan, omdat deze 35 meter bedraagt. Navraag bij de akoestisch adviseur leert verweerder dat deze afstand per woning varieert. Zo zijn er woningen waar de richtafstand 35, 38 of 46 meter bedraagt. Bij sommige woningen is de afstand nog groter.

Ter beantwoording van de vraag of bij het object [adres] nog wel aan de binnenwaarde van 35 dB(A) wordt voldaan vindt...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT