Uitspraak Nº SGR 20/169. Rechtbank Den Haag, 2020-10-09

ECLIECLI:NL:RBDHA:2020:10130
Date09 Octubre 2020
Docket NumberSGR 20/169
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 20/169

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 oktober 2020 in de zaak tussen [eiser] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. G.A.S. Maduro),

en

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: L. Otte).

Procesverloop

Bij besluit van 3 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een voorrangsverklaring afgewezen.

Bij besluit van 26 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2020 middels videoconferentie. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 6 april 2019 een voorrangsverklaring aangevraagd. Eiseres is in juli 2018 vanuit het buitenland naar Nederland verhuisd en met haar kinderen bij een kennis in gaan wonen. Nadat deze kennis dit niet meer wilde, is eiseres bij een dochter gaan inwonen in een éénkamer-woning in [plaats 1] .

2. Verweerder heeft met het primaire besluit de aanvraag afgewezen, omdat de aanvraag niet voldoet aan de bovenliggende voorwaarde van artikel 29, eerste lid, sub e van de Huisvestingsverordening gemeente Den Haag 2015-2019, omdat eiseres niet buiten eigen schuld en toedoen in een dusdanige situatie verkeert dat zij binnen drie maanden andere woonruimte behoeft. Eiseres verkeert verwijtbaar in haar huidige woonsituatie, omdat zij zonder passende woonruimte te regelen naar Nederland en [plaats 1] is verhuisd. De aanvraag is niet inhoudelijk onderzocht. Verweerder heeft in het bestreden besluit de afwijzing gehandhaafd.

3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert in beroep aan dat zij niet heeft kunnen voorzien dat zij in een te krappe woning zou moeten verblijven. Er is voorts sprake van een schrijnende situatie hetgeen toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt. In dat kader verwijst eiseres naar de situatie van haar dochter. Zij lijdt namelijk aan angsten en volgens haar psycholoog zou haar dochter zich vanwege de krappe woonruimte vaak gespannen en onrustig voelen. De psycholoog verzoekt verweerder daarom om eiseres zo spoedig mogelijk een geschikte woning aan te bieden, zodat er...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT