Uitspraak Nº SGR 20/1944. Rechtbank Den Haag, 2022-05-20

ECLIECLI:NL:RBDHA:2022:5411
Docket NumberSGR 20/1944
Date20 Mayo 2022
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 20/1944


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2022 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. R.M.P. Clarijs),

en

het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop, verweerder

(gemachtigde: mr. C.J.R. van Binsbergen en H.C. de Jong).

Procesverloop

In het besluit van 21 januari 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder geweigerd aan eiser de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen voor het realiseren van een beheergebouw, een vogelobservatiepost, een aanlegsteiger, paden, bruggen, twee parkeerplaatsen en een uitrit.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 20 april 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen
1.1.

Het project, waarvoor eiser op 30 april 2018 een omgevingsvergunning heeft aangevraagd, voorziet in de bouw van een beheergebouw en een vogelobservatiepost, alsmede het aanleggen van een wandelroute inclusief de daarvoor benodigde bruggen en trekpont, het realiseren van een aanlegsteiger, het maken van een in- en uitrit en het aanbrengen van oppervlakteverharding ten behoeve van twee parkeerplaatsen. De aanvraag heeft betrekking op de activiteiten (1) het bouwen van een bouwwerk, (2) het uitvoeren van een werk of werkzaamheden en (3) het handelen in strijd met de regels van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, b en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), alsmede (4) het aanleggen van een uitrit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder e, van de Wabo.

1.2.

Het projectgebied is onderdeel van de zogenaamde Binnenpolder. Het projectgebied bestaat uit verschillende eilanden, ook wel legakkers genoemd. Een deel van de eilanden bestaat uit rietmoeras en voor een deel is ook veenmosrietland aanwezig. Het gebied ligt in het Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & De Haek.

1.3.

Voor het aanleggen van de bruggen hebben de dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland op 20 februari 2015 een watervergunning verleend.

1.4.

Op 5 februari 2019 heeft de Omgevingsdienst Haaglanden (ODH) een ontwerpverklaring van geen bedenkingen afgegeven met betrekking tot de Natura 2000-activiteiten, alsmede de flora- en fauna-activiteiten.

1.5.

Het projectgebied valt grotendeels in het bestemmingsplan ‘Landelijk gebied Nieuwkoop’. Het oostelijke deel van de beoogde wandelroute en brug 03 vallen in het bestemmingsplan ‘Noorden, Woerdense Verlaat en Vrouwenakker (inclusief 1e herziening)’. De gronden hebben de bestemming ‘Natuur’ met als gebiedsaanduiding ‘overige zone – landschapstype petgaten en legakker’, ‘Waterstaat waterkering’, ‘Waarde Archeologie 3’, ‘Horeca’, ‘Water’ en ‘Water-Plassengebied’.

1.6.

Verweerder heeft de procedure gevolgd als bedoeld in paragraaf 3.3 van de Wabo. Het ontwerpbesluit dat strekt tot afwijzing van de aanvraag heeft met ingang van 30 mei 2019 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Eiser heeft tijdig een zienswijze ingediend.

1.7.

Op 1 november 2019 heeft de ODH op verzoek van verweerder gereageerd op de ingediende zienswijze van een derde voor zover deze betrekking had op het onderdeel Natuur. De ODH heeft daarbij aan verweerder bericht dat de verklaring van geen bedenkingen als definitief kan worden aangemerkt.

2. In het bestreden besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning geheel geweigerd. Verweerder overweegt daartoe als volgt.

2.1.

Wat betreft de activiteiten (1) het bouwen van een bouwwerk en (2) het uitvoeren van een werk of werkzaamheden is het project volgens verweerder op een tiental punten in strijd met de ter plaatse geldende bestemmingsplannen. Voor een aantal van de strijdigheden bieden de bestemmingsplannen, dan wel artikel 4 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) de mogelijkheid om van de regels in de bestemmingsplannen af te wijken. Voor de overige strijdigheden komt uitsluitend de uitgebreide voorbereidingsprocedure in aanmerking. Verweerder heeft geweigerd medewerking te verlenen aan het afwijken van de bestemmingsplannen (activiteit (3)), omdat hij, kort gezegd, van mening is dat er geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening en met het project afbreuk wordt gedaan aan de doelstellingen voor landschap en natuur. Het plan heeft volgens verweerder overwegend tot doel om het gebied voor recreanten aantrekkelijker te maken en daar waar het gaat om beheeraspecten van de aanwezige natuurwaarden, bestaan er alternatieve mogelijkheden. Er gaat een (verkeers)aantrekkende werking uit van het project en verweerder voorziet in dat opzicht ook een tekort aan parkeerplaatsen. Verweerder kent meer gewicht toe aan het behoud van de landschappelijke waarden dan het individuele commerciële belang van eiser als ondernemer.

2.2.

Wat betreft de activiteit (4) het aanleggen van een uitrit overweegt verweerder dat het project niet voorziet in de benodigde drie parkeerplaatsen. Daarnaast ontstaan als gevolg van bezoekers maximaal 132 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De combinatie van de hoge snelheden met de hoogteverschillen, fietsoversteken en een aantal andere aansluitingen op korte afstand maakt de locatie van de gewenste uitrit vanuit verkeersveiligheid volgens verweerder ongewenst. Voor het borgen van de verkeersveiligheid dient de ontsluiting van het beheergebouw uit de voorrang geplaatst te worden en dienen de fietsoversteken te worden samengevoegd tot één fietsoversteek in beide richtingen. Verweerder is niet voornemens om vanwege het project wegaanpassingen door te voeren.

2.3.

Omdat verweerder de omgevingsvergunning om andere redenen weigert, neemt hij de verklaring van geen bedenkingen van de ODH voor kennisgeving aan.

3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke (wettelijke) regels zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

4. De eerste vraag die partijen verdeeld houdt is of de activiteiten passen binnen de planregels van de bestemmingsplannen. Eiser voert in dat kader het volgende aan.

Wat betreft het beheergebouw en de vogelobservatiepost voert eiser aan dat binnen de bestemming ‘Natuur’ vogelobservatieposten, toiletgebouwen en een beheergebouw onder voorwaarden zijn toegestaan. De maatvoeringen van de vogelobservatiepost en het beheergebouw voldoen aan de bouwregels in het bestemmingsplan. Het gebruik van het beheergebouw is primair voor de berging van materiaal en werktuigen ten behoeve van het beheer van de legakkers en de oevers van de Binnenpolder. Daarnaast krijgt het beheergebouw een functie als schuilmogelijkheid en informatiepunt voor sportvissers en wandelaars en wordt aan het beheergebouw een vogelobservatiepost gebouwd. Verweerder leest ten onrechte een overheersend recreatief karakter in de ontwikkeling. Het beheergebouw is noodzakelijk om achterstallig onderhoud te plegen aan het veenmosrietland.

Wat betreft de paden en bruggen voert eiser aan dat de aan te leggen wandelroute past binnen de bestemmingsplannen, doordat wegen en paden op de voor ‘Natuur’ bestemde gronden zijn toegestaan. Daaraan worden geen nadere voorwaarden gesteld en dit betekent dat verweerder ook geen nadere eisen kan stellen met betrekking tot de doorvaarhoogte van bruggen. Het is ook niet de bedoeling om onder de bruggen door te varen en eiser beschikt voor deze bruggen over een watervergunning.

Wat betreft de oppervlakteverharding stelt eiser dat deze wordt aangebracht op het deel van de gronden waar geen veenmosrietland aanwezig is en waar geen Noordse woelmuizen voorkomen. De oppervlakteverharding wordt aangebracht ten behoeve van het normaal onderhoud en beheer van de legakker. Van strijd met het bestemmingsplan is dan ook geen sprake.

4.1.

De rechtbank komt tot de volgende beoordeling. Omdat de gronden van eiser slechts betrekking hebben op de activiteiten binnen het plangebied van het bestemmingsplan ‘Landelijk gebied Nieuwkoop’, heeft deze beoordeling alleen betrekking op de vraag of de activiteiten in strijd zijn met dat bestemmingsplan. Daar waar de rechtbank in de beoordeling spreekt van de planregels, doelt de rechtbank dan ook op de planregels van het bestemmingsplan ‘Landelijk gebied Nieuwkoop’. De rechtbank gaat hierbij nog niet in op de vraag of afwijking van dit bestemmingsplan op grond van de planregels mogelijk is.

4.2.

Niet in geschil is dat op de gronden binnen het projectgebied de bestemming ‘Natuur’ rust. Uit artikel 10.1 van de planregels volgt dat dergelijke gronden onder meer zijn bestemd voor (a) de instandhouding en ontwikkeling van natuur met ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen natuurwaarden en (b) het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke- en cultuurhistorische waarden van de in artikel 31.5 aangeduide landschapstypen. Extensief recreatief medegebruik, met de daarbij behorende openbare voorzieningen voor het algemeen nut, zoals aanlegsteigers, vogelobservatieposten, informatieborden, uitkijktorens en andere nutsvoorzieningen, is mogelijk voor zover deze ondergeschikt is.

4.3.

Uit hoofdstuk 3, paragraaf 3.1 en 3.2 van de ruimtelijke onderbouwing volgt dat het beheergebouw primair tot doel heeft de berging van materiaal en werktuigen ten behoeve van het beheer van de betreffende legakkers en oevers van het plassengebied. Daarnaast wordt beoogd een bredere invulling te geven aan het extensieve recreatieve medegebruik door het beheergebouw ook te gebruiken als schuilmogelijkheid en informatiepunt voor sportvissers, wandelaars en natuurliefhebbers. Om die reden...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT