Uitspraak Nº SGR 21/6209. Rechtbank Den Haag, 2022-06-07

ECLIECLI:NL:RBDHA:2022:5575
Docket NumberSGR 21/6209
Date07 Junio 2022
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 21/6209


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2022 in de zaak tussen
[eiser 1] , te [woonplaats] , eiser,

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

Hierna gezamenlijk aan te duiden als eisers.

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: G. Tjon Man Tsoi).

Als derde-partij neemt aan het geding deel Aaltje Noordewier Ontwikkeling B.V., te Amsterdam, vergunninghoudster

(gemachtigde: mr. F. onrust).

Procesverloop

Bij besluit van 13 augustus 2021, gepubliceerd op 19 augustus 20211, (het bestreden besluit) heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een gebouw met 78 woningen en een garage ter plaatse van het te slopen kantoor- en kerkgebouw aan de Aaltje Noordewierstraat 199 en Louis Davidsstraat 2 te Den Haag.

Op 25 september 2021 hebben eisers beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

Bij brief van 12 januari 2022 heeft vergunninghoudster haar zienswijze naar voren gebracht.

Op 24 maart 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Onderhavige beroepszaak is samen met de beroepszaken met zaaknummers SGR 21/6172 en SGR 21/6180 ter zitting behandeld op 25 april 2022. Eiser is verschenen. Daarnaast zijn namens omwonenden [A] en [B] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en
[C] . Vergunninghoudster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [D] .

Overwegingen

Wat ging er aan deze procedure vooraf?

1.1

Op 14 maart 2019 heeft [B.V.] B.V. namens vergunninghoudster een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een gebouw met 78 huurwoningen en een garage ter plaatse van het te slopen kantoor- en kerkgebouw aan de Aaltje Noordewierstraat 199 en Louis Davidsstraat 2 te Den Haag (hierna ook: de Ontmoetingskerk). Het betreft het perceel kadastraal bekend als gemeente Loosduinen, sectie H, nummer 5522. [B.V.] B.V. is de eigenaresse van dit perceel. De aanvraag heeft betrekking op de activiteiten ‘het bouwen van een bouwwerk’ en ‘het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

1.2

Verweerder heeft de uitgebreide voorbereidingsprocedure gevolgd, als bedoeld in paragraaf 3.3 van de Wabo. Op 20 april 2021 heeft verweerder het ontwerpbesluit van
16 april 2021 in het Gemeenteblad gepubliceerd.2 Dit ontwerpbesluit heeft vanaf 20 april 2019 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Eiser heeft hiertegen tijdig een zienswijze ingediend.

Het bestreden besluit

2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Verweerder heeft hierbij toepassing gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 2.12., eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat het bouwplan voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening en aan de welstandscriteria. Ook heeft verweerder in het bestreden besluit verwezen naar de beantwoording van de ingediende zienswijzen.

Procedurele punten

Ontvankelijkheid/belanghebbendheid

3.1

Ambtshalve ziet de rechtbank zich allereerst geplaatst voor de vraag of eisers zijn aan te merken als belanghebbende(n).

3.2

In artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat – voor zo ver hier van belang – dat een belanghebbende geen beroep kan instellen als hij eerder geen zienswijze heeft ingediend. Volgens vaste rechtspraak zal deze bepaling in alle gevallen waarin in omgevingsrechtelijke zaken de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure is toegepast niet worden tegengeworpen aan belanghebbenden.3

3.3

De rechtbank stelt vast dat, in tegenstelling tot eiser, eiseres geen zienswijzetegen het ontwerpbesluit omgevingsvergunning heeft ingediend. Uit bovengenoemde rechtspraak volgt dat het antwoord op de vraag of eiseres in haar beroep kan worden ontvangen, afhankelijk is van de vraag of zij als belanghebbende kan worden aangemerkt.

3.4

Om als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb te kunnen worden aangemerkt moet een natuurlijk persoon een voldoende objectief bepaalbaar belang bij het besluit hebben. Uit vaste rechtspraak4 volgt dat wie rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit, mits die gevolgen van enige betekenis zijn. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van iemand zijn, zijn de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, van belang. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen wegen mee.

3.5

Op basis van de gedingstukken stelt de rechtbank vast dat eiseres net als eiserwoonachtig is aan de Pieter de Voisstraat. Deze straat ligt direct achter de planlocatie.

Vanwege de planologische uitstraling van het te realiseren gebouw, met name de hoogte, acht de rechtbank het aannemelijk dat eiseres gevolgen van enige betekenis zal ondervinden van de verleende vergunning. Eiseres is daarom aan te merken als belanghebbende. Zij is daardoor ontvankelijk in haar beroep. De omstandigheid dat zij geen zienswijze tegen het ontwerpbesluit omgevingsvergunning heeft ingediend, zal haar niet worden tegengeworpen.

De toepasselijkheid van de Crisis- en herstelwet

4. Op het bestreden besluit is de Crisis- en herstelwet (Chw) van toepassing, zoals ook is vermeld in de brieven van 14 oktober 2021 en 8 maart 2022. Het bouwplan voorziet immers in de bouw van meer dan elf woningen in een aaneengesloten gebied en de omgevingsvergunning is met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo verleend (categorie 3.1 van bijlage I bij de Chw). Dit heeft tot gevolg dat na afloop van de beroepstermijn de gronden voor het beroep niet meer aangevuld mogen worden, zoals de rechtbank per brief aan eisers heeft bericht. Desondanks is in de uitnodigingsbrief van de rechtbank van 24 maart 2022 opgenomen dat tot tien dagen voor de zitting nieuwe stukken ingediend mogen worden. Eiser heeft ter zitting in de vorm van pleitaantekeningen een aanvullend stuk ingediend. Vanwege de door de rechtbank veroorzaakte verwarring over de mogelijkheid om nadere stukken in te dienen, zal de rechtbank het ter zitting ingediende stuk in de beoordeling meenemen. De rechtbank ziet deze mogelijkheid omdat het stuk ter zitting door verweerder en vergunninghoudster is bekeken en becommentarieerd.

Omvang van het geding

5. De eisende partij van de beroepszaak met zaaknummer SGR 21/6172 heeft mede namens eisers op 10 november 2021 een informatieve brief van verweerder van
8 oktober 2021 bij de rechtbank ingediend. In deze brief worden omwonenden geïnformeerd over de omstandigheid dat het ontwerpbestemmingsplan Waldeck 2021 met ingang van
14 oktober 2021 ter inzage wordt gelegd. Verder wordt toegelicht dat het bouwplan waar deze procedure over gaat (nog) niet in het bestemmingsplan is opgenomen, omdat hier een afzonderlijke procedure over gevoerd gaat worden. Gesteld wordt dat het bouwplan opgenomen had moeten worden in het nieuwe bestemmingsplan. Zoals de rechtbank ter zitting reeds heeft toegelicht kan de rechtbank alleen de rechtmatigheid van het bestreden besluit toetsen. Het ontwerpbestemmingsplan Waldeck 2021 kan daarom geen onderdeel van deze procedure uitmaken. Toetsing van het ontwerpbestemmingsplan Waldeck 2021 kan daarom geen onderdeel van deze procedure uitmaken. Ook de beoordeling van de sloop van de kerk valt buiten de omvang van dit geding, omdat de beslissing tot sloop geen deel uitmaakt van de verleende omgevingsvergunning.

6. Eisers voeren aan dat door de uitvoering van het bouwplan hun woning zeker in waarde zal dalen. Zij hebben taxaties laten uitvoeren waaruit dit blijkt. Naar het oordeel van de rechtbank valt een mogelijke te verwachten waardedaling van de woning van eisers – wat hier ook van zij – buiten de omvang van dit geding. Wanneer sprake is van een dergelijke waardedaling, dan kunnen eisers een planschadeprocedure als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening starten teneinde hun schade te verhalen. Voor zo ver eisers de kosten van de taxaties willen verhalen op verweerder, oordeelt de rechtbank dat een wettelijke verplichting hiertoe in het kader van de verlening van de omgevingsvergunning niet bestaat. Dit verzoek valt dan ook buiten de omvang van dit geding.

7. Eisers hebben betoogd dat een verplichte koppeling van een parkeerplaats aan de huur en het opnemen van een doelgroepbepaling in de anterieure overeenkomsten, onderdeel zouden moeten vormen van de omgevingsvergunning. De rechtbank overweegt dat beide onderwerpen niet bestuursrechtelijk van aard zijn, maar privaatrechtelijk. Zij maken dan ook terecht geen onderdeel uit van verleende omgevingsvergunning.

De voorbereiding van het bestreden besluit/participatie

8.1

Samengevat weergegeven voeren eisers aan dat zij als omwonenden onvoldoende betrokken zijn bij de voorbereiding van het bestreden besluit. Er heeft ten onrechte geen participatietraject plaatsgevonden., terwijl dit in dit geval wel op zijn plaats was geweest.

Verweerder heeft klakkeloos de verwachtingen en aannames van vergunninghoudster overgenomen en is akkoord gegaan met het bouwplan zonder dat omwonenden hier iets over te zeggen hadden. Verder zijn eisers onvoldoende en onjuist geïnformeerd door verweerder en/of vergunninghoudster, onder andere over de gevolgen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT