Uitspraak Nº SHE 17/2881 E. Rechtbank Oost-Brabant, 2018-05-22

ECLIECLI:NL:RBOBR:2018:2436
Docket NumberSHE 17/2881 E
Date22 Mayo 2018
RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummer: SHE 17/2881E

einduitspraak van de meervoudige kamer van 22 mei 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.A.M. Verkoijen),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden, verweerder

(gemachtigden: mr. P.P.A. Bodden, mr. P.M.H.M. Bakermans en N. Arts).

Procesverloop

In het besluit van 3 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder geweigerd aan eiseres een beschikking eerste fase te verlenen voor de activiteiten “milieu” en “afwijken van het bestemmingsplan” ten behoeve van het verlengen van een varkensstal en het wijzigen van de inrichting gelegen aan [adres] .

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De zitting was op 16 januari 2018. Eiseres is verschenen, vertegenwoordigd door [persoon] en bijgestaan door haar gemachtigde en ing. C. van der Heijden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Direct na de zitting heeft de rechtbank een mondelinge tussenuitspraak gedaan (verder: de tussenuitspraak).

Verweerder heeft in een besluit van 28 februari 2018 (verder: het herstelbesluit) opnieuw geweigerd om een beschikking eerste fase te verlenen voor de activiteiten “milieu” en “afwijken van het bestemmingsplan”.

In een brief van 19 maart 2018 heeft de rechtbank aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant (GS) vragen gesteld. Op 3 april 2018 heeft eiseres gereageerd op het herstelbesluit. Op 4 april 2018 heeft GS schriftelijk antwoord gegeven op de gestelde vragen.

Op 10 april 2018 heeft een tweede zitting plaatsgevonden. Eiseres is verschenen met haar gemachtigde en ing. C. van der Heijden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T.J.H. Verstappen in plaats van mr. P.P.A. Bodden en de overige gemachtigden. Namens GS zijn verschenen mr. E.F.M. Vos en J.E.M. Versantvoort.

Overwegingen

Inleiding

1.1

Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.

1.2

In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder alle weigeringsgronden in het bestreden besluit had moeten noemen en had moeten motiveren. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft getoetst aan de Verordening ruimte Noord-Brabant (VrNB) die in werking is getreden op 13 juli 2017 en gold ten tijde van het bestreden besluit. Een eventuele strijd met de VrNB leidt tot weigering van de beschikking eerste fase (die mede ziet op de toestemming tot afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Wabo). Deze strijd kan niet worden opgeheven door voorschriften te verbinden aan het besluit (die ertoe strekken dat moet worden voldaan aan de VrNB). De rechtbank heeft geen inhoudelijk oordeel gegeven over de overige beroepsgronden van eiseres met betrekking tot de stalderingseis in de VrNB.

1.3

In deze einduitspraak zal de rechtbank eerst de overige, niet behandelde, beroepsgronden van eiseres tegen het bestreden besluit behandelen. Daarna wordt het herstelbesluit en de reactie van eiseres op het herstelbesluit besproken. De relevante artikelen uit de wet en de VrNB staan in de bijlage bij deze uitspraak.

Beroepsgronden tegen het bestreden besluit.

2.1

Eiseres heeft aangevoerd dat pas in de beschikking tweede fase kan worden getoetst aan de VrNB, omdat pas na verlening van de beschikking tweede fase sprake is van een omgevingsvergunning.

2.2

In de VrNB worden rechtstreeks werkende regels gesteld als bedoeld in artikel 4.3 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en algemene regels. De rechtstreeks werkende regels zijn een van de (in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo genoemde) weigeringsgronden voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen (als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo). De gehele VrNB is onderdeel van het toetsingskader voor een omgevingsvergunning voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan (als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo). De rechtbank is van oordeel dat uit de context van de VrNB (in het bijzonder de gelijkstelling in artikel 2, eerste lid, van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3, van de Wabo met een bestemmingsplan) volgt dat de aangevraagde beschikking eerste fase moet worden getoetst aan artikel 26 van de VrNB.

3. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de artikelen 26 en 35 van de VrNB onverbindend zijn. De rechtbank zal hieronder eerst beschrijven wat de stalderingseis in de VrNB inhoudt en hoe de stalderingseis tot stand is gekomen. Hierbij wordt ook gebruik gemaakt van de informatie die GS desgevraagd heeft verstrekt aan de rechtbank. Daarna zal de rechtbank bespreken of de VrNB op dit onderdeel in strijd is met de wet of algemene rechtsbeginselen. Daarna komen de overige beroepsgronden van eiseres met betrekking tot de stalderingseis in de VrNB aan de orde.

De stalderingseis in de VrNB

4.1

De stalderingseis maakt onderdeel uit van het dossier ‘Versnelling transitie veehouderij’ van de provincie Noord-Brabant. De provincie wil een sterke veehouderijsector in Noord-Brabant. Om dit voor de toekomst te borgen, staat de provincie een Brabantse veehouderijsector voor die maatschappelijk is geaccepteerd en gewaardeerd en goed is voor mens, dier en natuur. Daartoe is een pakket aan maatregelen vastgesteld. De stalderingseis is een van deze maatregelen. Ter onderbouwing van het gehele pakket van maatregelen is de beleidsnotitie ‘versnelling transitie veehouderij’ (Beleidsnotitie) door de provincie opgesteld. De Beleidsnotitie is weer gebaseerd op drie onderzoeken waaronder het onderzoek “Verwachte effecten aanscherping verordening natuurbescherming en invoeren staldering op omvang en structuur veehouderij Noord-Brabant” van Connecting Agri & Food van juni 2017 en een botsproef uitgevoerd door CLM en DLV advies in juni 2017.

4.2

Wat houdt de stalderingseis in? Kort samengevat komt deze eis op het volgende neer. In de VrNB worden zes stalderingsgebieden aangewezen. Als een veehouderij een dierenverblijf (stal met bijbehorende voorzieningen) wil bouwen of uitbreiden in een stalderingsgebied dan moet deze veehouderij een bewijs (stalderingsbewijs) overleggen waaruit blijkt dat op een andere plek binnen hetzelfde stalderingsgebied het gebruik van een dierenverblijf bij een andere veehouderij juridisch en feitelijk is beëindigd. Er moet een direct verband zijn tussen de uitbreiding van het ene dierenverblijf en de beëindiging van het gebruik van het andere dierenverblijf. De stalderingseis geldt niet voor melkveehouderijen, nertsenhouderijen en schapenhouderijen. Het stalderingsbewijs wordt verstrekt door GS. Een dierenverblijf waarvan het gebruik wordt beëindigd moet in de drie daaraan voorafgaande jaren wel zijn gebruikt voor het houden van dieren. In artikel 26 van de VrNB worden gemeenten verplicht de stalderingseis op te nemen in bestemmings-plannen. Dit artikel geldt ook voor omgevingsvergunningen waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3, van de Wabo. De stalderingseis geldt daarnaast rechtstreeks bij de verlening van omgevings-vergunningen voor bouwen van een dierenverblijf in een stalderingsgebied op basis van artikel 35, derde lid, van de VrNB.

4.3

Ter uitvoering van de stalderingseis in de VrNB heeft GS op 2 november 2017 de Beleidsregel staldering Noord-Brabant (Beleidsregel) vastgesteld. Hierbij is een stalderingsloket ingericht dat namens GS de stalderingsbewijzen uitgeeft. Na de instelling van het stalderingsloket tot de zitting van 10 april 2018 zijn in de gehele provincie Noord-Brabant maar vier stalderingsbewijzen aangevraagd. Twee aanvragen zijn geweigerd, er is één stalderingsbewijs uitgegeven en de laatste aanvraag was op 10 april 2018 nog in behandeling.

4.4

Ten tijde van de vaststelling van de VrNB gingen Provinciale Staten er van uit dat het stalderingsloket actief stalderingsruimte zou inkopen en vervolgens tegen kostprijs zou uitgeven. In de toelichting op de VrNB is aangegeven dat het stalderingsloket ervoor moet zorgen dat uitbreidende veehouders tegen kostprijs stalderingsruimte kunnen verkrijgen via het loket. Ook in de Beleidsnotitie (paragraaf 4.1.2) wordt gepleit voor het instellen van een loket met een monopolie om de dynamiek van een vrije markt en het daaraan gekoppelde risico op oplopende en steeds hogere kosten voor de uitbreidende veehouders te voorkomen. De Beleidsregel voorziet echter in een stalderingsloket dat uitsluitend is bedoeld als controle op naleving van de VrNB en registratiesysteem. Het kopen en verkopen van stalderingsruimte is geheel overgelaten aan de vrije markt. Desgevraagd heeft GS aangegeven dat deze keuze is gemaakt omdat het instellen van een actief salderingsloket in strijd zou kunnen zijn met Europese regelgeving inzake vrije marktwerking en staatssteun.

4.5

GS heeft aangegeven dat de stalderingseis is opgenomen om twee redenen: de provincie wil hiermee verdere regionale concentratie van intensieve veehouderijen in Oost- en Midden-Brabant tegengaan. Achterliggend doel is om op regionale schaal de omvang van de veestapel te begrenzen om de impact op de omgeving te verlagen. Daarnaast wil de provincie leegstand van stallen voorkomen uit landschappelijk oogpunt en om criminaliteit tegen te gaan.

Is de stalderingseis (on)verbindend?

5. De vraag naar de verbindendheid van algemeen verbindende voorschriften wordt door de rechter exceptief getoetst. De...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT