Uitspraak Nº UTR 16/752. Rechtbank Midden-Nederland, 2016-06-20

ECLIECLI:NL:RBMNE:2016:3374
Date20 Junio 2016
Docket NumberUTR 16/752
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 16/752

uitspraak van de enkelvoudige kamer 20 juni 2016 in de zaak tussen

[bedrijf 1] , te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.C. van der Maden),

en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder(gemachtigde: mr. G. Zwagenmakers).
Procesverloop

Bij besluit van 19 maart 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres drie boetes opgelegd van in totaal € 16.500,- wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) en overtreding van artikel 15, eerste, tweede en vierde lid, van de Wav.

Bij besluit van 18 december 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres deels gegrond verklaard en de boete wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav gematigd met € 4.000,-, zodat aan eiseres drie boetes zijn opgelegd van in totaal
€ 12.500,-.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2016. Namens eiseres is verschenen de heer [naam] , bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 21 november 2014 hebben inspecteurs van de Inspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Inspectie SZW), belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van de Wav, een administratieve controle gehouden bij [bedrijf 2] ( [bedrijf 2] ). Daaruit is gebleken dat [X] ( [X] ), van Bulgaarse nationaliteit, door eiseres op 4 juli 2013 voor 3,25 uur te werk is gesteld in een door [bedrijf 3] aangenomen opdracht van [bedrijf 4] ( [bedrijf 4] ) bij University College Utrecht. Hiervan is op 14 november 2014 een boeterapport opgemaakt. Vervolgens heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals vermeld onder ‘procesverloop’.

2. Tussen partijen is niet in geschil dat [X] als vreemdeling in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wav moet worden aangemerkt. Evenmin is in geschil dat eiseres kan worden aangemerkt als werkgever in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 1, van de Wav. Voorts is niet in geschil dat [X] niet beschikte over een tewerkstellingsvergunning.

3. Eiseres heeft – samengevat – aangevoerd dat geen sprake is van overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav omdat voor [X] geen tewerkstellingsvergunning vereist was. De boete wegens de vermeende overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav is volgens eiseres in strijd met Europees recht, in het bijzonder met het beginsel van voorrang zoals neergelegd in artikel 14 van bijlage VI bij het Verdrag tussen de lidstaten van de Europese Unie en de Republiek Bulgarije en Roemenië betreffende de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie (het Toetredingsverdrag) en het Protocol betreffende de voorwaarden en de nadere regels voor de toelating van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie (het Toetredingsprotocol), beide gepubliceerd in het PB 2005 L 157. Evenmin is sprake van overtreding van artikel 15, eerste, tweede en vierde lid, van de Wav. Eiseres heeft immers de voorzijde van het verblijfsdocument van [X] gecontroleerd, opgeslagen en doorgezonden naar [bedrijf 4] . Ten slotte heeft eiseres aangevoerd dat zij niet verwijtbaar heeft gehandeld, zodat de boetes op nihil moeten worden gesteld dan wel (vergaand) moeten worden gematigd. Op de stellingen van eiseres zal hierna nader worden ingegaan.

4. Verweerder heeft zich voor wat betreft de overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav op het standpunt gesteld dat de boete niet in strijd is met het Europese recht nu de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de ABRvS) in de uitspraak van 4 november 2015 heeft geoordeeld dat de tewerkstellingsvergunningplicht ten aanzien van Bulgaren en Roemenen tot 1 januari 2014 moet worden gehandhaafd. Voor wat betreft de overtredingen van artikel 15, eerste, tweede en vierde lid, van de Wav heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, anders dan eiseres lijkt te veronderstellen, een afschrift van zowel de voor- als achterzijde van het verblijfsdocument van [X] noodzakelijk is. Nu eiseres slechts de voorzijde van het verblijfsdocument heeft gecontroleerd, gekopieerd en heeft doorgezonden, is daarmee niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 15, eerste, tweede en vierde lid, van de Wav, aldus verweerder. Ten aanzien van de verwijtbaarheid heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de door eiseres aangevoerde omstandigheden niet meebrengen dat verweerder gehouden was de boetes te matigen.

5. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wav is het een werkgever verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning of zonder dat een vreemdeling in het bezit is van een gecombineerde vergunning voor werkzaamheden bij die werkgever.

Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Wav draagt, indien de werkgever door een vreemdeling arbeid laat verrichten waarbij die arbeid feitelijk wordt verricht bij een andere werkgever, de eerstgenoemde werkgever er bij aanvang van de arbeid door de vreemdeling onverwijld zorg voor dat de andere werkgever een afschrift van het document, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1º tot en met 3º, van de Wet op de identificatieplicht, van de vreemdeling ontvangt.

Op grond van artikel 15, tweede lid, van de Wav stelt de werkgever die het afschrift van het document, bedoeld in het eerste lid ontvangt, de identiteit van de vreemdeling vast aan de hand van het genoemde document en neemt hij het afschrift op in de administratie.

Op grond van artikel 15, vierde lid, van de Wav bewaart de werkgever, bedoeld in het tweede lid, het afschrift tot tenminste vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de arbeid door de vreemdeling is beëindigd.

Op grond van artikel 19d, zesde lid, van de Wav stelt verweerder beleidsregels vast waarin de boetebedragen voor de overtredingen worden vastgesteld.

Volgens artikel 1 van de Beleidsregel boeteoplegging Wet arbeid vreemdelingen 2015 (de Beleidsregel 2015) en de daarbij behorende Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete, bedraagt de bestuurlijke boete voor een rechtspersoon € 2.250,- per overtreding van artikel 15, eerste, tweede en vierde lid, van de Wav. De overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav bedraagt op grond van artikel 1 van het Besluit tot wijziging van de Beleidsregel (het Besluit)
€ 8.000,-.

6. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of sprake is van overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav.

7. Eiseres heeft gesteld dat geen sprake is van een overtreding op grond van artikel 2, van de Wav, omdat een tewerkstellingsvergunning voor Bulgaren niet mocht worden geëist zodat artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wav van toepassing was. Dat de ABRvS in soortgelijke zaken anders heeft geoordeeld, doet hier naar de mening van eiseres niet aan af. Eiseres heeft daarbij een beroep gedaan op de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 juli 2015 (ECLI:NL:RBZWB:2015:4991) waarin is geoordeeld dat omdat Japanners vrije toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt hebben, Roemenen en Bulgaren dat gelet op de begunstigingsclausule van artikel 14 van Bijlage VI van het Toetredingsprotocol ook moeten hebben. Eiseres heeft daarbij tevens gewezen op het Sommer-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 21 juni 2012 (ECLI:EU:C:2012:371) waarin is bepaald dat de begunstigingsclausule het beginsel van voorrang vaststelt voor de burgers van de Europese Unie...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT