Uitspraak Nº UTR 19/4586-T. Rechtbank Midden-Nederland, 2020-06-30

ECLIECLI:NL:RBMNE:2020:2434
Docket NumberUTR 19/4586-T
Date30 Junio 2020
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 19/4586-T

tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 30 juni 2020 in de zaak tussen

Windpark Goyerburg B.V., te Houten, eiseres

(gemachtigde: mr. K. Dankers),

en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. drs. W. van Dijk).

Inleiding

1. Windpark Goyerbrug B.V. (hierna: Goyerbrug) is van plan vier windturbines te bouwen. Goyerbrug heeft voor dit plan op 1 juni 2018 een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) aangevraagd.

2. Op 14 december 2018 heeft verweerder de Wnb-ontheffing aan Goyerbrug verleend. De ontheffing ziet op de verbodsbepalingen uit artikel 3.1, eerste lid van de Wnb en artikel 3.5, eerste lid van de Wnb. Dit betekent dat de ontheffing wordt verleend voor het verbod op het doden van vogels en vleermuizen. Het gaat om 81 vogelsoorten en 4 vleermuissoorten. De ontheffing is geldig in de periode van 1 juni 2020 tot en met 31 december 2048.

3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de ontheffing. Daarnaast hebben verschillende omwonenden bezwaar gemaakt tegen de ontheffing. Het bezwaar van de omwonenden is niet-ontvankelijk verklaard. De omwonenden zijn hiertegen in beroep gegaan. Deze beroepen zijn op 26 maart 2020 ongegrond verklaard.1

4. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Bij de beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) is een aantal van de voorschriften van de ontheffing gewijzigd. Wat precies gewijzigd is, wordt verderop in deze uitspraak toegelicht.

5. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) heeft op verzoek van de rechtbank een deskundigenbericht uitgebracht op 9 april 2020. Verweerder en eiseres hebben hierop gereageerd.

6. Het beroep is behandeld op de zitting van 19 mei 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en door [A] . Daarnaast hebben namens eiseres drs. [B] , vleermuisdeskundige en mr. ing. [C] , juridisch adviseur, via Skype aan de zitting deelgenomen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en ir. [D] . Namens de StAB hebben drs. ing. [E] en drs. [F] via Skype aan de zitting deelgenomen.

Het geschil

7.
Op grond van artikel 3.8, eerste lid, van de Wnb kan verweerder onder meer ontheffing verlenen van een of meer van de in de Wnb opgenomen verboden. Op grond van het vijfde lid wordt die ontheffing uitsluitend verleend als - kort gezegd - geen andere bevredigende oplossing bestaat, de ontheffing een in de wet genoemd belang dient en als met de ontheffing geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de populatie van de betrokken soort.

8. Tussen partijen is niet in geschil dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat. Ook is niet in geschil dat de ontheffing een in de wet genoemd belang dient, namelijk het belang zoals genoemd in artikel 3.8, vijfde lid, sub b, onder 3 van de Wnb: “in het belang van volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijk gunstige effecten.”.

9. Het geschil tussen partijen beperkt zich tot sub c van artikel 3.8, vijfde lid van de Wnb: de vraag of er afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de populatie. Eiseres heeft haar aanvraag van 1 juni 2018 onderbouwd met een natuurtoets, uitgevoerd door [Bureau] (hierna: de Natuurtoets). In de Natuurtoets is per soort beoordeeld of dit windpark effect heeft op de staat van instandhouding. Daarbij is men uitgegaan van het ORNIS-criterium, dat inhoudt dat een project dat een additionele sterfte veroorzaakt van maximaal 1% (van de natuurlijke sterfte) geen afbreuk doet aan de gunstige staat van instandhouding.

10. Uit deze beoordeling volgt volgens verweerder dat de additionele sterfte met name bij de rosse vleermuis de 1%-norm benadert. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er bij de rosse vleermuis al sprake is van een ongunstige staat van instandhouding en heeft aanleiding gezien een uitgebreidere stilstandvoorziening voor te schrijven dan volgens eiseres nodig is. Eiseres kan zich niet vinden in deze uitbreiding van de stilstandvoorziening.

11. Daarnaast zijn de voorschriften over monitoring van het aantal vogel- en vleermuisslachtoffers na realisatie van het windpark tussen partijen in geschil.

De voorschriften

12.
Eiseres heeft in de aanvraag voorgesteld om bij twee van de vier windturbines een stilstandvoorziening op te nemen. Deze stilstandvoorziening voorkomt dat de rotorbladen sneller dan 1 rotatie per minuut (rpm) draaien wanneer:

  • -

    De windsnelheid op gondelhoogte lager is dan 5 meter per seconde (m/s);

  • -

    De temperatuur hoger is dan 10 graden Celsius;

  • -

    Het droog is (geen neerslag);

  • -

    Het tijdstip tussen zonsondergang en zonsopgang ligt, en

  • -

    De tijd van het jaar tussen 15 juli en 1 oktober ligt.

13.1.

Verweerder heeft vervolgens ten aanzien van de stilstandvoorziening als voorschrift opgenomen dat er een stilstandvoorziening moet worden opgenomen bij alle vier de windturbines, die voorkomt dat de rotorbladen sneller dan 1 rpm draaien wanneer:

- De windsnelheid op tiplaagte lager of gelijk is aan 5 m/s;

  • -

    De temperatuur hoger is dan 10 graden Celsius;

  • -

    Het droog is (geen neerslag);

  • -

    Het tijdstip tussen zonsondergang en zonsopgang ligt, en

- De tijd van het jaar tussen 1 juli en 1 oktober ligt

13.2.

Daarnaast heeft verweerder voorschriften opgenomen ten aanzien van monitoring gedurende de looptijd van de ontheffing. In deze voorschriften is bepaald dat de aantallen vogelslachtoffers en vleermuisslachtoffers moeten worden gemonitord door slachtofferonderzoek (tellingen) in een straal van 50 meter rond de windturbines. Dit voorschrift is opgelegd voor de gehele looptijd van de ontheffing.

14. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Omdat meten op tiplaagte technisch moeilijk te realiseren is, wordt het voorschrift met nummer 14, onder a, gewijzigd. Deze wijziging houdt in dat om de snelheid op tiplaagte te bepalen, er mag worden uitgegaan van een snelheid van 6 m/s op ashoogte of van een andere geschikte methode op basis waarvan de snelheid van maximaal 5 m/s op tiplaagte kan worden gegarandeerd.

15. Ten aanzien van de monitoring is in het bestreden besluit het volgende bepaald. Drie maanden voor het operationeel worden van het windturbinepark moet een monitoringsplan ingediend zijn bij verweerder. In plaats van jaarlijkse monitoring, is in het bestreden besluit bepaald dat er in ieder geval de eerste drie jaar jaarlijks wordt gemonitord en dat daarna wordt geëvalueerd. Afhankelijk van de evaluatie na drie jaar kan de frequentie worden aangepast. Pas...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT