Uitspraak Nº UTR 20/4317. Rechtbank Midden-Nederland, 2021-02-01

ECLIECLI:NL:RBMNE:2021:292
Date01 Febrero 2021
Docket NumberUTR 20/4317
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 20/4317

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 februari 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M. Niermeijer),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, verweerder

(gemachtigde: O. Claasen).

Verder heeft als partij aan het geding deelgenomen: [vergunninghouder] , vergunninghouder

(gemachtigde: mr. J.S. Haakmeester).

Inleiding

Het pand aan de [adres] in [woonplaats] is in 1901 gebouwd als paviljoen in het [park] , maar werd daarna als woning gebruikt. In 1947 is het paviljoen door brand grotendeels verwoest, met uitzondering van de onderste bouwlaag. Het pand wordt in de huidige vorm nog steeds als woning gebruikt en staat bekend als het theehuisje. Het werd in 2018 aangewezen als gemeentelijk monument en ligt in het beschermd dorpsgezicht Noordwestelijk Villagebied.

Vergunninghouder is eigenaar van het perceel. Hij wil het theehuisje slopen en het oorspronkelijke paviljoen als woning herbouwen, vergroot en aangepast aan de huidige bouw- en woonwensen. Een eerdere door vergunninghouder gevraagde omgevingsvergunning is door verweerder geweigerd op 22 maart 2020. Vergunninghouder heeft het bouwplan daarna op onderdelen aangepast en zijn aanvraag gewijzigd.

In deze zaak gaat het over verweerders besluit van 22 oktober 2020 (het bestreden besluit), waarbij verweerder de gewijzigde aanvraag heeft vergund en het besluit van 22 maart 2020 heeft ingetrokken. De vergunning is onder meer verleend voor de sloop van het gemeentelijk monument in een beschermd dorpsgezicht en voor de nieuwbouw gedeeltelijk in afwijking van het bestemmingsplan.

Verzoeker woont naast vergunninghouder en is het niet eens met het bouwplan en de omvang van de beoogde nieuwe woning. Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt bij verweerder. Hij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is behandeld op de zitting van 18 januari 2021. Verzoeker was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde via Skype. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door ing. [A] . Ook vergunninghouder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het beoordelingskader van de voorzieningenrechter

1. Vergunninghouder heeft laten weten dat hij zo snel mogelijk wil starten met de sloop- en bouwwerkzaamheden op het perceel. Het zal nog enige tijd duren totdat verweerder een beslissing neemt op het bezwaar van verzoeker. Verzoeker heeft daarom voldoende spoedeisend belang bij een beoordeling van zijn verzoek om de sloop- en bouwactiviteiten in de tussentijd te schorsen. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat de sloop van het bestaande, als monument aangewezen theehuisje onomkeerbaar is.

2. De voorzieningenrechter geeft een voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid van de verleende omgevingsvergunning en daarmee van de kans van slagen van het bezwaarschrift, en hij weegt de belangen van partijen bij het al dan niet treffen van een voorlopige voorziening. Daarbij geldt dat hoe zekerder de voorzieningenrechter is over de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning, hoe minder ruimte er is om gewicht toe te kennen aan de belangen van verzoeker bij een schorsing daarvan. De beoordeling door de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventuele beroepsprocedure niet.

3. De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in zijn stelling dat verweerder met het bestreden besluit heeft beslist op het bezwaar van vergunninghouder tegen de eerdere afwijzing, en dat daarom nu sprake is van een beroepsprocedure. Uit de tekst van het bestreden besluit blijkt immers dat verweerder daarin de afwijzing van 22 maart 2020 heeft ingetrokken en opnieuw op de aanvraag heeft beslist. Verweerder heeft het daartegen gerichte bezwaar van verzoeker tegen het bestreden besluit dan ook terecht als zodanig in behandeling genomen en dat stuk kan niet als beroepschrift worden aangemerkt.

4. Verzoeker heeft er op de zitting mee ingestemd dat de voorzieningenrechter zijn beoordeling beperkt tot de bezwaargronden die gaan over de toetsing van het bouwplan aan het geldende bestemmingsplan en de vergunde sloop van het theehuisje. Op de bezwaren over het aanleggen van een weg en het maken van een uitrit wordt in deze uitspraak niet ingegaan. Hetzelfde geldt voor het betoog van verzoeker over de onduidelijkheid van de bouwtekeningen.

Overwegingen over de sloop van het theehuisje

Het gemeentelijk monument mag worden gesloopt

5. Voor het slopen van het theehuisje als gemeentelijk monument is een omgevingsvergunning nodig.1 Een aanvraag om zo’n omgevingsvergunning wordt getoetst aan de gemeentelijke monumentenverordening.2 De geldende verordening bepaalt dat de vergunning slechts kan worden verleend als naar het oordeel van verweerder het belang van de monumentenzorg zich niet verzet tegen de sloop, waarbij het college rekening houdt met het gebruik van het monument.3 Uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) moet worden afgeleid dat verweerder bij een beslissing over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het slopen van een monument binnen dit kader beoordelingsruimte heeft. Verweerder moet bij deze beslissing de belangen van de aanvrager afwegen tegen het algemeen belang dat is gediend met het behoud van het monument. Dit betekent niet dat er een uitzonderlijke noodzaak tot sloop moet bestaan of dat er sprake moet zijn van bijzondere omstandigheden. De sloopvergunning kan ook worden verleend als in het concrete geval de belangen van de aanvrager, afgewogen tegen de belangen van het beschermde monument, naar het oordeel van verweerder in redelijkheid moeten prevaleren.4 De voorzieningenrechter beoordeelt of verweerder bij een afweging van de betrokken belangen de omgevingsvergunning voor de sloop van het theehuisje naar verwachting in redelijkheid zal kunnen handhaven in de nog te nemen beslissing op bezwaar.

6. Voor de aanwijzing van het theehuisje als monument is in 2018 een redengevende omschrijving gegeven. Reden voor de aanwijzing was onder meer dat het theehuisje in samenhang met de tuin en ligging een bijzondere herinneringswaarde heeft en daarmee een unieke ‘lieu de memoire’ voor het [park] betekent. Ook komt in de redengevende omschrijving naar voren dat de toekomstwaarde van het theehuisje een belangrijke bijdrage kan leveren aan de herkenbaarheid van het bijzondere [park] , omdat de verdwenen verdieping en bekroning zouden kunnen worden gereconstrueerd, ook in een moderne referentie aan de oorspronkelijke staat.

7. Verweerder heeft zich voor de sloopvergunning gebaseerd op een positief advies van de Commissie Welstand en Monumenten van 24 september 2020. Op de zitting heeft verweerder desgevraagd toegelicht dat de Commissie Welstand en Monumenten het de redengevende omschrijving bij haar advies heeft betrokken. Verweerder heeft bij zijn besluitvorming verder het volgende betrokken. Uit nader onderzoek, verricht ná de aanwijzing als monument, is gebleken dat het verband in de huidige fundering van het theehuisje door scheurvorming in ieder geval verstoord is en dat dit naar alle waarschijnlijkheid zal verergeren als de fundering de (zwaardere) belasting moet dragen van een nieuwe constructieve opbouw naar het oorspronkelijke ontwerp die voldoet aan de huidige (isolatie)eisen. Met de reconstructie van het paviljoen en het behoud van zoveel mogelijk oorspronkelijk materiaal zal het theehuisje...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT