Uitspraak Nº UTR 21/487. Rechtbank Midden-Nederland, 2021-03-30

ECLIECLI:NL:RBMNE:2021:1233
Date30 Marzo 2021
Docket NumberUTR 21/487
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 21/487


uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 maart 2021 in de zaak tussen
[verzoekster] B.V., te [vestigingsplaats] , verzoekster(gemachtigde: mr. P.M.L. Schilder Spel),

en

de burgemeester van de gemeente Lelystad, verweerder(gemachtigden: mr. F.P. Doting en N. Azouagh).
Procesverloop

In het besluit van 31 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder geweigerd een drank- en horecavergunning aan verzoekster te verlenen.

Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De zitting heeft plaatsgevonden op 16 maart 2021 via Skype for Business. Namens verzoekster is haar gemachtigde verschenen en [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Wat is de aanleiding voor deze uitspraak?

1. [A] betrekt in 2013 het pand aan de [adres] in [vestigingsplaats] met zijn bedrijf [onderneming 1] B.V.. Hij begint hier het restaurant [restaurant] , maar dit komt niet van de grond. Op 5 mei 2017 moet [A] zijn bedrijf overdragen en wordt het failliet verklaard.

2. In mei 2017 betrekt [B] (de vader van [A] ) met [onderneming 2] B.V. het pand. In het pand wordt nog steeds het restaurant [restaurant] geëxploiteerd. Op een gegeven moment wil [B] van zijn bedrijf af en verkoopt het op 19 november 2019 aan zijn zoon [A] . Daarbij is overeengekomen dat [A] [onderneming 2] B.V. koopt met alle rechten en plichten én de huur van het pand overneemt. [B] betaalt nog de huur voor de maand december 2019.

3. Vervolgens richt [A] op 25 november 2019 [verzoekster] B.V. op (verzoekster) om het restaurant [restaurant] aan de [adres] te exploiteren. [A] is enig bestuurder van verzoekster. Hiervoor heeft hij een drank- en horecavergunning nodig. De eerste aangevraagde drank- en horecavergunning is buiten behandeling gesteld. Op 2 april 2020 heeft [A] een nieuwe drank- en horecavergunning aangevraagd. Deze heeft verweerder met het bestreden besluit geweigerd.

Is sprake van spoedeisend belang?

4. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als een spoedeisend belang dat vereist, ook wel ‘onverwijlde spoed’ genoemd. Daarvan is hier sprake. Voordat het bestreden besluit werd genomen, mocht verzoekster op grond van een gedoogbesluit haar restaurant exploiteren. Vanwege de lockdown in verband met het coronavirus deed zij dit door eten te laten afhalen en bezorgen. Door het bestreden besluit is het gedoogbesluit komen te vervallen en mag verzoekster dit dus niet meer doen. Zij heeft op dit moment geen inkomsten, maar wel uitgaven. Hiermee heeft verzoekster, als jonge onderneming, voldoende aannemelijk gemaakt dat zij door het bestreden besluit in een onomkeerbare situatie terecht komt of kan komen (bijvoorbeeld faillissement of acute financiële nood). De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook inhoudelijk beoordelen.

Wat beoordeelt de voorzieningenrechter?

5. Deze procedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure een voorlopige maatregel te treffen. De voorzieningenrechter beoordeelt dan ook of het door verzoekster gemaakte bezwaar kans van slagen heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Waarom heeft verweerder de gevraagde drank- en horecavergunning geweigerd?

6. Verweerder heeft de drank- en horecavergunning geweigerd1, omdat volgens verweerder er een ernstig gevaar bestaat dat de vergunning mede zal worden gebruikt om:

a. uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten; en

b. strafbare feiten te plegen.

Onder verwijzing naar het advies van het Landelijk Bureau Bibob van 28 september 2020 (het Bibob-advies) stelt verweerder zich op het standpunt dat de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) stelselmatig en over een langere periode wordt overtreden bij horecaondernemingen waar [A] als bestuurder of leidinggevende optreedt óf in relatie mee stond.

Wat staat er in het Bibob-advies?

7. In het Bibob-advies worden vier elementen genoemd voor de conclusie dat er een ernstig gevaar bestaat.

1. Verzoekster heeft in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 30 april 2020 in strijd met de Awr gehandeld door het niet betalen van omzetbelasting. Hiervoor zijn drie relevante verzuimboetes opgelegd.

2. [onderneming 1] B.V. heeft in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 31 oktober 2016 in strijd met de Awr gehandeld door het niet op tijd betalen van de loonheffingen. Hiervoor zijn 27 relevante verzuimboetes opgelegd, die onherroepelijk zijn geworden en niet zijn voldaan. Er bestaat een ernstig vermoeden dat [A] feitelijk leiding heeft gegeven aan dit handelen in strijd met de Awr.

3. [onderneming 2] B.V. heeft in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 31 juli 2020 in strijd met de Awr gehandeld door niet (tijdig) de aangifte omzetbelasting te betalen. Hiervoor zijn vier relevante verzuimboetes opgelegd, die allemaal onherroepelijk en niet voldaan zijn. Ook de verschuldigde omzetbelasting is nog niet betaald.

4. [B] heeft in de periode van 1 mei 2014 tot en met 1 mei 2016 in strijd gehandeld met de Awr door het niet doen van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT