Uitspraak Nº Wahv 200.256.753/01. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-09-30

ECLIECLI:NL:GHARL:2019:7927
Docket NumberWahv 200.256.753/01
Date30 Septiembre 2019
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden

Zaaknummer

: Wahv 200.256.753/01

CJIB-nummer

: 216528342

Uitspraak d.d.

: 30 september 2019

Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland van 11 maart 2019, betreffende

[A] (hierna: [A] )

wonende te [B] ,

beweerdelijk optredens namens:

[betrokkene] ,

wonende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard.

Het verloop van de procedure

[A] heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.

De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.

[A] heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht. Daarbij is gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.

De advocaat-generaal heeft op de nadere toelichting gereageerd.

De zaak is behandeld op de zitting van 16 september 2019. [A] is verschenen.

De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door mr. [D] .

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft bij de bestreden beslissing het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat door [A] geen geldige machtiging is verstrekt, ook niet nadat hij daarvoor een termijn had gekregen.

2. De kantonrechter is, naar analogie van artikel 8:24, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb), bevoegd van een pretense gemachtigde te verlangen dat deze een schriftelijk bewijs van machtiging overlegt ten einde vast te stellen of degene die zich als gemachtigde van een betrokkene aandient daartoe werkelijk bevoegd is.

3. Indien de kantonrechter vaststelt dat een schriftelijke machtiging als hiervoor bedoeld ontbreekt dan wel niet toereikend is, kan niet-ontvankelijkverklaring volgen indien de pretense gemachtigde schriftelijk in de gelegenheid is gesteld het verzuim te herstellen, het verzuim niet binnen de in de brief genoemde termijn is hersteld en in de brief is meegedeeld dat niet-ontvankelijkverklaring kan volgen als het verzuim niet binnen die termijn is hersteld (vgl. het arrest van 11 juli 2018, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2018:6361).

4. Bij brief van 7 februari 2019 is [A] door de griffier van de rechtbank op dit verzuim gewezen en is hem een termijn van vier weken geboden om alsnog...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT