Uitspraak Nº ZWO 20/2176. Rechtbank Overijssel, 2022-05-11

ECLIECLI:NL:RBOVE:2022:1225
Docket NumberZWO 20/2176
Date11 Mayo 2022
CourtRechtbank Overijssel (Neederland)

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle

Bestuursrecht

zaaknummer: ZWO 20/2176

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. en Vereniging Leefmilieu,

beide gevestigd in Nijmegen, eisers,

gemachtigde: mr. V. Wösten,

en

het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel, verweerder,

gemachtigden: mr. H.J.M. Besselink en mr. S.J. van Winzum.

Procesverloop

In het besluit van 18 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan [veehouder] (de veehouder) op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) een vergunning verleend voor een veehouderij (een natuurvergunning).

Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2022. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Verder zijn namens verweerder verschenen G. Knuttel, H. Puttenstein en T. Nicolai.

Overwegingen

Overweging vooraf

1. De rechtbank heeft op 31 januari 2022 en 1, 10, 14, 23 en 24 februari 2022 in totaal 33 beroepen behandeld tegen besluiten over (kort gezegd) de stikstofemissie van veehouderijen. Eisers hebben de rechtbank opgeroepen om in haar uitspraken niet alleen in te gaan op de specifieke kwesties waar deze beroepen over gaan, maar om ook in een breder perspectief iets te zeggen over de stikstofproblematiek.

De rechtbank geeft geen gehoor aan deze oproep. Het is de taak van de rechtbank om een (juridisch) oordeel te geven over de individuele beroepen die aan haar worden voorgelegd. De rechtbank zal geen uitspraak doen over de bestuurlijke keuzes die zijn gemaakt of in de toekomst moeten worden gemaakt over de stikstofproblematiek. Verweerder zal zijn eigen conclusies moeten trekken naar aanleiding van de uitspraken die de rechtbank in deze zaken doet.

Relevante feiten en omstandigheden

2. De veehouder heeft een veehouderijbedrijf aan [adres 1] (het bedrijf). Het bedrijf ligt op een afstand van ongeveer 3,2 kilometer van het dichtstbij gelegen Natura 2000-gebied Rijntakken. Dit gebied is gevoelig voor stikstof. Rondom het bedrijf liggen ook meerdere andere voor stikstof gevoelige Natura 2000-gebieden.

Op 6 april 1982 heeft het college van burgemeester en wethouders van Olst (het college) aan [veehouder] op grond van de Hinderwet een vergunning verleend voor het in werking hebben van een rundvee- en varkensbedrijf aan [adres 2] en het houden van 57 melkkoeien, 15 opfokkalveren en 325 vleesvarkens (de Hinderwetvergunning van 1982).

Op 10 maart 2000 heeft het college aan [veehouder] een revisievergunning op grond van de Wet milieubeheer verleend voor het uitoefenen van een melkrundvee- en vleesvarkensbedrijf aan [adres 2] en het houden van 30 melkkoeien, 22 stuks jongvee en 934 vleesvarkens (de milieuvergunning van 2000).

Op 10 december 2019 heeft de veehouder een natuurvergunning aangevraagd voor het houden van 20 stuks jongvee en 934 vleesvarkens op het bedrijf. Van deze vleesvarkens zullen er 250 worden gehouden in stallen met een regulier stalsysteem en 684 in een stal met een nieuw te realiseren emissiearm stalsysteem met Rav-code D 3.2.7.1.1a. In het bestreden besluit heeft verweerder de aangevraagde natuurvergunning verleend voor onbepaalde tijd.

Waar gaat deze zaak over?

3.1 Op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb is het verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten een project te realiseren dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied.

Verweerder verleent zo’n natuurvergunning alleen als de aanvrager van de vergunning voor het project een passende beoordeling heeft gemaakt van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied. En dan alleen als uit die passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. De verplichting om een passende beoordeling te maken geldt niet als het project een herhaling of voortzetting is van een ander project of deel uitmaakt van een plan en voor dat andere project of plan een passende beoordeling is gemaakt en een nieuwe passende beoordeling redelijkerwijs geen nieuwe gegevens en inzichten kan opleveren over de significante gevolgen van dat project. Dit volgt uit artikel 2.7, derde lid, en artikel 2.8, eerste, tweede en derde lid, van de Wnb.1

3.2 Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)2 wordt voor de vraag of de wijziging of uitbreiding van een bestaand project significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, een vergelijking gemaakt van de gevolgen van het bestaande project in de referentiesituatie en de gevolgen van het project na wijziging of uitbreiding. De referentiesituatie wordt ontleend aan de geldende natuurvergunning of, bij het ontbreken daarvan, aan de milieutoestemming die gold op de referentiedatum (dat is het moment waarop artikel 6 van de Habitatrichtlijn van toepassing werd voor het betrokken Natura 2000-gebied), tenzij nadien een milieutoestemming is verleend voor een activiteit met minder gevolgen. Dan geldt die toestemming als referentiesituatie. Een referentiesituatie kan niet worden ontleend aan een natuurvergunning of milieutoestemming die is vervallen of geëxpireerd.

Als de wijziging of uitbreiding van een project niet leidt tot een toename van stikstofdepositie ten opzichte van de referentiesituatie (= intern salderen), dan is op grond van objectieve gegevens uitgesloten dat die wijziging of uitbreiding significante gevolgen heeft. Het project is dan niet vergunningplichtig. Als de wijziging of uitbreiding van een project ten opzichte van de referentiesituatie leidt tot een toename van stikstofdepositie op reeds overbelaste stikstofgevoelige natuurwaarden in een Natura 2000-gebied, dan moeten de gevolgen van die toename worden onderzocht. Als uit dat onderzoek volgt dat significante gevolgen niet op voorhand op grond van objectieve gegevens kunnen worden uitgesloten (voortoets), dan is het project vergunningplichtig en moet een passende beoordeling worden gemaakt.

3.3 In het bestreden besluit heeft verweerder aan de veehouder een natuurvergunning verleend voor het houden van 934 vleesvarkens en 20 stuks jongvee. Verweerder heeft dit besluit onder meer gebaseerd op een depositieberekening die op 6 augustus 2020 is uitgevoerd met de AERIUS Calculator (de Aerius-berekening). Volgens verweerder blijkt uit de Aerius-berekening dat de stikstofdepositie in de aangevraagde situatie niet hoger zal zijn dan de depositie in de referentiesituatie en dat het project dus niet leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van de omliggende Natura 2000-gebieden. Om die reden heeft verweerder de gevraagde natuurvergunning verleend.

In het verweerschrift stelt verweerder zich op het standpunt dat uit de Aerius-berekening volgt dat het aangevraagde project niet leidt tot een toename van stikstofdepositie ten opzichte van de referentiesituatie. Daarom zijn significante gevolgen volgens verweerder op grond van objectieve gegevens uitgesloten en is bij nader inzien geen sprake van een vergunningplicht. In dit verband wijst verweerder op de wijziging van artikel 2.7 van de Wnb met ingang van 1 januari 2020 (het vervallen van de verslechteringsvergunning) en de uitspraak van de ABRvS van 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:71 (Logtsebaan, r.o. 17.3). Volgens verweerder had de aangevraagde vergunning dan ook moeten worden geweigerd.

3.4 Eisers zijn (kort samengevat) van mening dat niet op voorhand kan worden uitgesloten dat het aangevraagde project zal leiden tot een toename van stikstofdepositie. Daarom geldt volgens eisers een vergunningplicht en had een passende beoordeling moeten worden gemaakt. De rechtbank zal hierna de door eisers aangevoerde beroepsgronden bespreken.

3.5 De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet (langer) in geschil is dat het bestreden besluit is gebaseerd op een voortoets en dat geen passende beoordeling is gemaakt.

Op de zitting hebben eisers de beroepsgrond dat verweerder onvolledig onderzoek heeft gedaan naar de feitelijke bedrijfsvoering ingetrokken. Daarom zal de rechtbank deze beroepsgrond verder buiten beschouwing laten.

Wat is de referentiesituatie?

4.1 De rechtbank is gebleken dat verweerder voor het bepalen van de referentiesituatie niet alleen heeft gekeken naar de milieu-vergunde situatie van het bedrijf op 10 juni 1994 (de datum waarop het Natura 2000-gebied op grond van artikel 6 van de Habitatrichtlijn is aangewezen), maar ook naar de milieu-vergunde situatie op die datum van twee andere veehouderijen, te weten het bedrijf van [naam 1] , [adres 3] , en het bedrijf van [naam 2] , [adres 4] (de saldogevende bedrijven). De reden daarvoor is dat de veehouder in 1999 en 2000 (een deel van) de productieruimte van deze bedrijven heeft overgenomen en daarmee rekening is gehouden in de milieuvergunning van 2000.

4.2 Eisers stellen zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte twee verschillende referentiedata hanteert, namelijk 1994 en 2000. Zij zijn van mening dat de stikstofemissies van de saldogevende bedrijven niet mogen worden betrokken bij het vaststellen van de referentiesituatie, althans niet op de manier waarop verweerder dit heeft gedaan. Volgens eisers is sprake van extern salderen. Dit is een mitigerende maatregel. Daarom had niet mogen worden volstaan met een voortoets en had een passende beoordeling moeten worden gemaakt. Ook wordt volgens eisers niet voldaan aan de voorwaarden die artikel 2.2.6 van de Beleidsregel Natuur Overijssel 2017 stelt aan...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT