Uitvoeringsbesluit Wwft 2018

Besluit van 17 juli 2018, houdende nadere regels met betrekking tot uiteindelijk belanghebbenden en politiek prominente personen, het vaststellen van indicatoren voor het melden van ongebruikelijke transacties en tot wijziging van enige andere besluiten in verband met de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn en de verordening betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie (Uitvoeringsbesluit Wwft 2018)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 31 mei 2018, 2018-0000071536, directie Financiële Markten, gedaan mede namens Onze Minister van Justitie en Veiligheid; Gelet op de artikelen 1, eerste en derde lid, 15, eerste lid, en 31, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, de artikelen 2:3b, tweede lid, 2:10b, tweede lid, en 4:10, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht, artikel 30, derde lid, van de Woningwet, artikel 3.22, vierde lid, van de Wet basisregistratie personen en artikel 127, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PbEU 2015, L 141); De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 29 juni, nr. W06.18.0128/III);Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 13 juli 2018, 2018-0000110808, directie Financiële Markten, uitgebracht mede namens Onze Minister van Justitie en Veiligheid; Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:betaalinstrument:

betaalinstrument in de zin van artikel 4, onderdeel 14, van de richtlijn betaaldiensten;eigendomsbelang:

recht op uitkering uit het vermogen van een rechtspersoon of personenvennootschap, waaronder de winst of de reserves, of op overschot na vereffening; geldtransfer:

geldtransfer in de zin van artikel 4, onderdeel 22, van de richtlijn betaaldiensten;overige rechtspersoon:

vereniging, onderlinge waarborgmaatschappij, coöperatie of stichting als bedoeld in artikel 3 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; personenvennootschap:

maatschap als bedoeld in artikel 1655 van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek, vennootschap onder firma als bedoeld in artikel 16 van het Wetboek van Koophandel of commanditaire vennootschap als bedoeld in artikel 19 van het Wetboek van Koophandel; richtlijn transparantie:

richtlijn nr. 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PbEU 2004, L 390); wet:

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.

Artikel 2
  1. Prominente publieke functies als bedoeld in de definitie van politiek prominente persoon in de zin van artikel 1, eerste lid, van de wet zijn in elk geval: a. staatshoofd, regeringsleider, minister, onderminister of staatssecretaris; b. parlementslid of lid van een soortgelijk wetgevend orgaan; c. lid van het bestuur van een politieke partij; d. lid van een hooggerechtshof, constitutioneel hof of van een andere hoge rechterlijke instantie die arresten wijst waartegen, behalve in uitzonderlijke omstandigheden, geen beroep openstaat; e. lid van een rekenkamer of van een raad van bestuur van een centrale bank; f. ambassadeur, zaakgelastigde of hoge officier van de strijdkrachten; g. lid van het leidinggevend lichaam, toezichthoudend lichaam of bestuurslichaam van een staatsbedrijf; h. bestuurder, plaatsvervangend bestuurder, lid van de raad van bestuur of bekleder van een gelijkwaardige functie bij een internationale organisatie. 2. Middelbare of lagere functionarissen vallen niet onder de in het eerste lid bedoelde prominente publieke functies. 3. Familierelaties als bedoeld in de definitie van familielid van een politiek prominente persoon in de zin van artikel 1, eerste lid, van de wet zijn: a. de echtgenoot van een politiek prominente persoon of een persoon die als gelijkwaardig met de echtgenoot van een politiek prominente persoon wordt aangemerkt; b. een kind van een politiek prominente persoon, de echtgenoot van dat kind of een persoon die als gelijkwaardig met de echtgenoot van dat kind wordt aangemerkt; c. de ouder van een politiek prominente persoon. 3. Personen bekend als naaste geassocieerde van een politiek prominente persoon in de zin van artikel 1, eerste lid, van de wet zijn: a. een natuurlijke persoon van wie bekend is dat deze met een politiek prominente persoon de gezamenlijke uiteindelijk belanghebbende is van een juridische entiteit of een juridische constructie, of die met een politiek prominente persoon andere nauwe zakelijke relaties heeft; b. een natuurlijke persoon die de enige uiteindelijk belanghebbende is van een juridische entiteit of juridische constructie waarvan bekend is dat deze is opgezet ten behoeve van de feitelijke begunstiging van een politiek prominente persoon.

Artikel 3
  1. Categorieën van natuurlijke personen die in elk geval moeten worden aangemerkt als uiteindelijk belanghebbende zijn: a. in het geval van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of een naamloze vennootschap, niet zijnde een vennootschap die als uitgevende instelling is onderworpen aan openbaarmakingsvereisten als bedoeld in de richtlijn transparantie, dan wel aan vergelijkbare internationale standaarden, met inbegrip van een 100 procent dochtermaatschappij van een dergelijke vennootschap: 1°. natuurlijke personen die de uiteindelijke eigenaar zijn van of zeggenschap hebben over de vennootschap, via: – het direct of indirect houden van meer dan 25 procent van de aandelen, van de stemrechten of van het eigendomsbelang in de vennootschap, met inbegrip van het houden van toonderaandelen; of – andere middelen, waaronder de voorwaarden voor consolidatie van een jaarrekening, bedoeld in artikel 406, in samenhang met de artikelen 24a, 24b en 24d, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; of 2°. indien na uitputting van alle mogelijke middelen en op voorwaarde dat er geen gronden voor verdenking bestaan, geen van de personen, bedoeld in subonderdeel 1°, is achterhaald, of indien er enige twijfel bestaat of een persoon als bedoeld in subonderdeel 1° de uiteindelijke eigenaar is of zeggenschap heeft, dan wel de natuurlijke persoon is voor wiens rekening een transactie wordt verricht, de natuurlijke persoon of personen die behoort of behoren tot het hoger leidinggevend personeel van de vennootschap; b. in het geval van een kerkgenootschap als bedoeld in artikel 2 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek: 1°. natuurlijke personen die bij ontbinding van het kerkgenootschap als rechtsopvolger in het statuut van het kerkgenootschap zijn benoemd; of 2°. indien na uitputting van alle mogelijke middelen en op voorwaarde dat er geen gronden voor verdenking bestaan, geen van de personen, bedoeld in subonderdeel 1°, is achterhaald, of indien er enige twijfel bestaat of een persoon als bedoeld in subonderdeel 1° de uiteindelijke eigenaar is of zeggenschap heeft, dan wel de natuurlijke persoon is voor wiens rekening een transactie wordt verricht, de natuurlijke personen die als bestuurder staan vermeld in het eigen statuut, of zo mogelijk als bestuurder staan genoemd in de documenten van de kerkelijke organisatie; c. in het geval van een overige rechtspersoon: 1°. natuurlijke personen die de uiteindelijke eigenaar zijn van of zeggenschap hebben over de rechtspersoon, via: – het direct of indirect houden van meer dan 25 procent van het eigendomsbelang in de rechtspersoon; – het direct of indirect kunnen uitoefenen van meer dan 25 procent van de stemmen bij besluitvorming ter zake van wijziging van de statuten van de rechtspersoon; of – het kunnen uitoefenen van feitelijk zeggenschap over de rechtspersoon; of 2°. indien na uitputting van alle mogelijke middelen en op voorwaarde dat er geen gronden voor verdenking bestaan, geen van de personen, bedoeld in subonderdeel 1°, is achterhaald, of indien er enige twijfel bestaat of een persoon als bedoeld in subonderdeel 1° de uiteindelijke eigenaar is of zeggenschap heeft, dan wel de natuurlijke persoon is voor wiens rekening een transactie wordt verricht, de natuurlijke persoon of personen die behoort of behoren tot het hoger leidinggevend personeel van de rechtspersoon; d. in het geval van een personenvennootschap: 1°. natuurlijke personen die de uiteindelijke eigenaar zijn van of zeggenschap hebben over de personenvennootschap via: – het direct of indirect houden van meer dan 25 procent van het eigendomsbelang in de personenvennootschap; – het direct of indirect kunnen uitoefenen van meer dan 25 procent van de stemmen bij besluitvorming ter zake van wijziging van de overeenkomst die ten grondslag ligt aan de personenvennootschap, of ter zake van de uitvoering van die overeenkomst anders dan door daden van beheer, voor zover in die overeenkomst besluitvorming bij meerderheid van stemmen is voorgeschreven; of – het kunnen uitoefenen van feitelijke zeggenschap over de personenvennootschap; of 2°. indien na uitputting van alle mogelijke middelen en op voorwaarde dat er geen gronden voor verdenking bestaan, geen van de personen, bedoeld in subonderdeel 1°, is achterhaald, of indien er enige twijfel bestaat of een persoon als bedoeld in subonderdeel 1° de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT