Uitvoeringswet Overeenkomst tussen Europese Unie en Republiek IJsland en Koninkrijk Noorwegen (procedures overlevering)

Abbreviated LabelGeen
CourtVeiligheid en Justitie
Subject MatterProcesrecht | Strafprocesrecht

Geldend van 01-11-2019 t/m heden

Wet van 26 oktober 2016, houdende uitvoering van de op 28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen (Pb EU L 292)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is enige wettelijke voorzieningen te treffen teneinde uitvoering te kunnen geven aan de op 28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen (Pb EU L 292);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Overlevering tussen Nederland, enerzijds, en Noorwegen of IJsland, anderzijds vindt plaats met inachtneming van het bepaalde in:

  • a. de op 28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen;

  • b. de door Nederland afgelegde verklaringen bij de in onderdeel a genoemde overeenkomst;

  • c. de Overleveringswet, zoals nader aangegeven in artikel 3, en

  • d. deze wet.

Artikel 2
  • 1 Overlevering wordt niet toegestaan indien het aanhoudingsbevel een strafbaar feit betreft dat:

    • a. naar Nederlands recht geacht wordt geheel of ten dele op Nederlands grondgebied of buiten Nederland aan boord van een Nederlands vaartuig of luchtvaartuig te zijn gepleegd; of

    • b. buiten het grondgebied van de uitvaardigende staat is gepleegd, terwijl naar Nederlands recht geen vervolging zou kunnen worden ingesteld indien het feit buiten Nederland zou zijn gepleegd.

  • 2 Op vordering van de officier van justitie wordt afgezien van een weigering van de overlevering uitsluitend krachtens het eerste lid, onder a of b, tenzij naar het oordeel van de rechtbank de officier niet in redelijkheid tot zijn vordering heeft kunnen komen.

Artikel 3
  • 1 Artikel 1 en afdeling 2 van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT