Besluit van 15 december 2005, houdende vaststelling van regels ter uitwerking van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Besluit verplichte beroepspensioenregeling)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2005

722

Besluit van 15 december 2005, houdende vaststelling van regels ter uitwerking van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Besluit verplichte beroepspensioenregeling)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 oktober 2005, nr. AV/PB/05/80703;

Gelet op de artikelen 37, vijfde lid, 38, tweede lid, 40, zesde lid, 41, vierde lid, 62, 63, vijfde lid en 70, derde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;

De Raad van State gehoord (advies van 21 november 2005, no. W.12.05.0465/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 december 2005, nr. AV/PB/2005/95808;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf 1. Definities Artikel 1. Definities

1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. wet: Wet verplichte beroepspensioenregeling; b. ruilvoet: verhouding tussen het in te ruilen pensioen en het daarvoor in te kopen pensioen; c. opbouwkeuzevoet: verhouding tussen het pensioen waarvan kan worden afgezien en het pensioen dat daarvoor in de plaats kan worden opgebouwd; d. afkoopvoet: verhouding tussen het af te kopen pensioen en de daarvoor in de plaats uit te keren afkoopsom; e. afkoopsom: afkoopsom van de aanspraken op pensioen zoals berekend op grond van artikel 12; f. waardeoverdracht: overdracht van de afkoopsom ter verwerving van met de waarde van die afkoopsom overeenkomende aanspraken in de regeling van de overnemende pensioenuitvoerder; g. rechthebbende: degene die in aanmerking komt voor waardeoverdracht op grond van artikel 41 van de wet; h. reguliere beroepspensioenregeling: beroepspensioenregeling waarbij de pensioenaanspraken in de zin van de artikelen 29 en 30 van de wet worden uitgedrukt in euro pensioen dan wel in euro pensioenkapitaal;

Staatsblad 2005 722 1

i. niet-reguliere beroepspensioenregeling: beroepspensioenregeling waarbij de pensioenaanspraken in de zin van de artikelen 29 en 30 van de wet worden uitgedrukt in beleggingseenheden; j. overdrachtsdatum: aanvangsdatum van de deelname aan de pensioenregeling van de overnemende pensioenuitvoerder; k. staten: de jaarlijks door ieder beroepspensioenfonds bij De Nederlandsche Bank N.V. in te dienen gegevens met de daarbij behorende omslag. 2. Indien een rechthebbende gelijktijdig aan meerdere pensioenregelingen deelneemt en de deelneming aan één van deze regelingen is geëindigd, en vervolgens waardeoverdracht plaatsvindt van de pensioenregeling waaraan de deelneming is geëindigd naar een van de andere regelingen, is de overdrachtsdatum, in afwijking van het eerste lid, onderdeel j, de datum waarop de deelneming aan de pensioenregeling is geëindigd.

Paragraaf 2. Gelijke behandeling bij beroepspensioenfondsen Artikel 2. Ruilvoet en opbouwkeuzevoet

  1. Per geboden keuzemogelijkheid als bedoeld in artikel 37 of 38 van de wet, wordt door de pensioenuitvoerder voor een door hem te bepalen periode voor alle deelnemers en gewezen deelnemers dezelfde ruilvoet of opbouwkeuzevoet vastgesteld. 2. De ruilvoet en opbouwkeuzevoet worden zodanig vastgesteld dat sprake is van collectieve actuariële gelijkwaardigheid als bedoeld in de artikelen 37, derde lid, en 38, eerste lid, van de wet. 3. In afwijking van het eerste lid kan aan een gewezen deelnemer de ruilvoet worden toegekend, die geldt op de dag van beëindiging van de deelneming.

Artikel 3 Afkoop kleine pensioenen
  1. De afkoopsom, bedoeld in artikel 40, vijfde lid, van de wet, wordt door de pensioenuitvoerder vastgesteld door middel van een afkoopvoet. 2. Er wordt voor een door de pensioenuitvoerder vast te stellen periode voor alle deelnemers en gewezen deelnemers dezelfde afkoopvoet vastgesteld. 3. De afkoopvoet wordt zodanig vastgesteld dat er sprake is van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.

Paragraaf 3. Procedureregels bij het recht op waardeoverdracht Artikel 4. Informatieverplichting recht op waardeoverdracht

De pensioenuitvoerder informeert de rechthebbende bij beëindiging en bij aanvang van de deelname aan de beroepspensioenregeling terstond over zijn recht op waardeoverdracht als bedoeld in artikel 41 van de wet.

Artikel 5 Verzoek opgave informatie aan overnemende pensioenuitvoerder
  1. De rechthebbende die overweegt gebruik te maken van zijn recht op waardeoverdracht, verzoekt de overnemende pensioenuitvoerder een opgave als bedoeld in artikel 6 te verstrekken: a. binnen zes maanden na de aanvangsdatum van de deelname aan een beroepspensioenregeling; b. binnen zes maanden na de datum van beëindiging van een van de deelnames in geval van gelijktijdige deelneming aan meerdere pensioenregelingen als bedoeld in artikel 1, tweede lid.

    Staatsblad 2005 722 2

  2. De rechthebbende kan voor het einde van de termijn genoemd in artikel 9, eerste lid, verzoeken om een aanvullende opgave voor het geval de waarde van het nabestaandenpensioen niet wordt overgedragen. De termijnen genoemd in de artikelen 6, eerste lid, 7, 8 en 9, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Verzoek opgave informatie aan overdragende pensioenuitvoerder
  1. De overnemende pensioenuitvoerder vraagt binnen één maand na ontvangst van het verzoek, bedoeld in artikel 5, eerste lid, aan de overdragende pensioenuitvoerder een opgave per de overdrachtsdatum van de afkoopsom en de daaraan ten grondslag liggende gegevens, waaronder: a. de nominale pensioenaanspraken waarop de afkoopsom is gebaseerd; b. de wijze waarop deze aanspraken in de pensioenregeling, ondergebracht bij de overdragende pensioenuitvoerder, worden aangepast; c. geslacht, geboortedatum en pensioendatum; d. alle overige informatie die van belang is voor de uitvoering van artikel 41 van de wet. 2. Indien de overdragende pensioenuitvoerder een niet-reguliere pensioenregeling uitvoert, geldt de opgave als een voorlopige opgave en is het eerste lid, onderdelen a en b, niet van toepassing.

Artikel 7 Opgave informatie aan de pensioenuitvoerder

De overdragende pensioenuitvoerder verstrekt de opgave of de voorlopige opgave, bedoeld in artikel 6, binnen twee maanden na ontvangst van het daartoe strekkende verzoek aan de overnemende pensioenuitvoerder.

Artikel 8 Opgave informatie aan de rechthebbende

De overnemende pensioenuitvoerder verstrekt de opgave of voorlopige opgave, bedoeld in artikel 6, binnen twee maanden na ontvangst aan de rechthebbende onder vermelding van de aanspraken die zullen voortvloeien uit de waardeoverdracht en de wijze waarop de aanspraken in de beroepspensioenregeling, ondergebracht bij de overnemende pensioenuitvoerder, zullen worden behandeld.

Artikel 9 Verzoek tot waardeoverdracht
  1. Indien de rechthebbende gebruik wil maken van zijn recht op waardeoverdracht, dient hij binnen twee maanden na ontvangst van de opgave of voorlopige opgave, bedoeld in artikel 6, en, indien van toepassing, artikel 5, tweede lid, een verzoek tot waardeoverdracht in bij de overnemende pensioenuitvoerder. 2. Indien de rechthebbende gehuwd is, moet de echtgenoot verklaren in te stemmen met het verzoek tot waardeoverdracht met betrekking tot het nabestaandenpensioen. 3. Indien de echtgenoot niet instemt met het verzoek tot waardeoverdracht met betrekking tot het nabestaandenpensioen, is artikel 45 van de wet hierop van overeenkomstige toepassing

Artikel 10 Afhandeling waardeoverdracht
  1. De overnemende pensioenuitvoerder stelt de overdragende pensioenuitvoerder terstond in kennis van de ontvangst van het verzoek tot waardeoverdracht.

    Staatsblad 2005 722 3

  2. Het risico dat betrekking heeft op de over te dragen aanspraken, komt met ingang van de datum van het verzoek van de rechthebbende, bedoeld in artikel 9, eerste lid, voor rekening van de overnemende pensioenuitvoerder. 3. De afkoopsom wordt binnen tien werkdagen na ontvangst van het verzoek tot waardeoverdracht door de overdragende pensioenuitvoerder aan de overnemende pensioenuitvoerder betaald. 4. De overdragende pensioenuitvoerder is rente verschuldigd aan de overnemende pensioenuitvoerder over de afkoopsom over de periode tussen de overdrachtsdatum en de datum waarop de afkoopsom wordt betaald, tenzij het de waardeoverdracht van een niet-reguliere regeling naar een andere niet-reguliere regeling betreft. Bij overdracht van een niet-reguliere naar een reguliere regeling wordt de rente geacht in de afkoopsom begrepen te zijn. Onze Minister stelt regels over de berekening van de rente.

Artikel 11 Overschrijding termijnen

Overschrijding van de in deze paragraaf gestelde termijnen door de overdragende of overnemende pensioenuitvoerder wordt de rechthebbende niet tegengeworpen.

Paragraaf 4. Rekenregels bij het recht op waardeoverdracht Artikel 12. Berekening afkoopsom

  1. Voor pensioenaanspraken die voortvloeien uit een reguliere beroepspensioenregeling is de afkoopsom gelijk aan de contante waarde van de over te dragen nominale aanspraken op de overdrachtsdatum en wordt deze afkoopsom berekend op basis van het standaardtarief. Onze Minister stelt regels inzake het standaardtarief. 2. Indien de afkoopsom niet op basis van het standaardtarief berekend kan worden, worden de aanspraken met behoud van de actuariële gelijkwaardigheid eerst omgezet in pensioenaanspraken waarop het standaardtarief wel toegepast kan worden. 3. Bij de berekening van de afkoopsom blijven buiten beschouwing: a. toekomstige voorwaardelijke aanpassingen van de aanspraken; b. nabestaandenpensioen dat is verzekerd op risicobasis, wezenpensioen en invaliditeitspensioen; en c. aanspraken...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT