Beschikking van de Minister van Justitie van 28 mei 2002, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren zoals deze luidt met ingang van 1 juli 2002

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2002

256

Beschikking van de Minister van Justitie van 28 mei 2002, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren zoals deze luidt met ingang van 1 juli 2002

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel VI van de wet van 30 januari 2002, Stb.102;

Besluit:

de tekst van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, zoals deze luidt met ingang van 1 juli 2002, in het Staatsblad te plaatsen als bijlage bij deze beschikking.

's-Gravenhage, 28 mei 2002

De Minister van Justitie, A. H. Korthals

Uitgegeven de vierde juni 2002

De Minister van Justitie, A. H. Korthals

STB7174

ISSN 0920 - 2064 Sdu Uitgevers 's-Gravenhage 2002 Staatsblad 2002 256 1

TEKST VAN DE WET VERONTREINIGING OPPERVLAKTEWATEREN ZOALS DEZE LUIDT MET INGANG VAN 1 JULI 2002

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN Artículos 1 a 2
Artikel 1
  1. Het is verboden zonder vergunning met behulp van een werk afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen, in welke vorm ook, te brengen in oppervlaktewateren. 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor een lozing met behulp van een werk dat op een ander werk is aangesloten. Deze uitzondering geldt niet voor lozingen waarbij door Ons bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen stoffen in oppervlaktewateren worden gebracht en voor lozingen vanuit door Ons bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen soorten van inrichtingen, voor lozingen van ten minste een door ons bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen hoeveelheid verontreinigende stoffen of afvalwater, alsmede voor lozingen met behulp van een werk, niet zijnde een voorziening als bedoeld in artikel 10.15, eerste lid, van de Wet milieubeheer, dat is aangesloten op een inrichting voor het zuiveren van afvalwater, in beheer bij een waterschap of gemeente of in exploitatie bij een rechtspersoon die door het bestuur van een waterschap is belast met de zuivering van stedelijk afvalwater als bedoeld in artikel 15a. 3. Wij kunnen bij algemene maatregel van bestuur bepalen dat het zonder vergunning verboden is de in het eerste lid bedoelde stoffen op andere wijze dan met behulp van een werk in oppervlaktewateren te brengen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen Wij mede bepalen dat ten aanzien van alle of van bepaalde oppervlaktewateren het brengen op welke wijze ook van daarbij aan te geven soorten van stoffen als bedoeld in het eerste lid in oppervlaktewateren is verboden. Voorzover hierin door Ons niet bij algemene maatregel van bestuur is voorzien, kunnen provinciale staten bepalen dat het zonder vergunning verboden is de in het eerste lid bedoelde stoffen op andere wijze dan met behulp van een werk te brengen in oppervlaktewateren, als bedoeld in artikel 3, tweede lid. 4. Het is verboden zonder vergunning van of vanwege Onze Minister van Verkeer en Waterstaat stoffen als bedoeld in het eerste lid met behulp van een werk vanaf of over het grondgebied van Nederland in het water van de volle zee te brengen. 5. Aan een vergunning worden voorschriften verbonden tot bescherming van de belangen, waarvoor het vereiste van vergunning is gesteld. De voorschriften kunnen mede strekken tot bescherming van het belang van een doelmatige werking van het betrokken zuiveringtechnische werk. Bij het stellen van de voorschriften worden de op grond van artikel 1a van toepassing zijnde grenswaarden in acht genomen. 6. Bij het verlenen, wijzigen of intrekken van een vergunning, als bedoeld in het eerste en derde lid, wordt rekening gehouden met de in de artikelen 5 en 9 van de Wet op de waterhuishouding bedoelde beheersplannen.

Artikel 1

a.

  1. Wij kunnen bij algemene maatregel van bestuur ten aanzien van daarbij aan te wijzen stoffen grenswaarden vaststellen voor het brengen van die stoffen in oppervlaktewateren, alsmede regels vaststellen ten aanzien van de wijze van meten van die stoffen. Deze grenswaarden kunnen met name betrekking hebben op: a. de hoogst toelaatbare concentratie van die stoffen, en

Staatsblad 2002 256 2

  1. de hoogst toelaatbare gewichtshoeveelheid van die stoffen per in die algemene maatregel van bestuur aan te geven eenheid. 2. Bij de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur wordt ten aanzien van iedere grenswaarde een termijn vastgesteld na het verstrijken waarvan die grenswaarde van toepassing is op het brengen in oppervlaktewateren van stoffen, waarvoor op het tijdstip van het in werking treden van die maatregel een vergunning van kracht is. 3. In afwijking van het eerste en het tweede lid geschiedt de vaststelling van grenswaarden, regels inzake metingen van stoffen en termijnen ter uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend regeling van een volkenrechtelijke organisatie door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bij in het Staatsblad bekend te maken regeling. 4. Op de voorbereiding van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid, is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De terinzagelegging van de stukken geschiedt op het ministerie van elk van beide ministers. Van de kennisgeving, bedoeld in artikel 3:12, eerste lid, van genoemde wet, wordt onverwijld mededeling gedaan aan de Staten-Generaal.

Artikel 1

b.

Het is verboden bij het in oppervlaktewateren brengen van de in artikel 1, eerste lid, bedoelde stoffen een op grond van artikel 1a van toepassing zijnde grenswaarde te overschrijden.

Artikel 1

c.

Wij kunnen bij algemene maatregel van bestuur ter bescherming van bijzondere levensgemeenschappen of soorten voor daarbij aan te wijzen typen watersystemen bijzondere eisen stellen ten aanzien van de kwaliteit van die watersystemen vanaf een daarbij te bepalen tijdstip. De artikelen 5.1, tweede tot en met vijfde lid, en 5.2 tot en met 5.4, alsmede artikel 21.6, tweede en vierde tot en met zevende lid, van de Wet milieubeheer zijn van overeenkomstige toepassing. Voor de toepassing van artikel 21.6, zesde lid, van die wet wordt een maatregel als bedoeld in de eerste volzin, gelijkgesteld met een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 5.1, eerste lid, van die wet.

Artikel 1

d.

Het is verboden afvalstoffen waarop de EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen van toepassing is, binnen Nederlands grondgebied te brengen, indien dat naar het oordeel van Onze Minister, in overeen-stemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, in strijd zou zijn met het belang van de bescherming van het milieu.

Artikel 2

(Vervallen)

Artikel 2

a.

  1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het brengen in oppervlaktewater van daarbij aangewezen afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen met behulp van een werk of op een andere daarbij aangegeven wijze, regels worden gesteld, die nodig zijn ter bescherming van het oppervlaktewater tegen verontreiniging, dan wel met het oog op een doelmatige werking van de betrokken zuiverings-

Staatsblad 2002 256 3

technische werken. Bij de maatregel kan worden bepaald dat daarbij gestelde regels slechts gelden in daarbij aangegeven categorieën van gevallen. Artikel 8.40, tweede lid, van de Wet milieubeheer is van overeenkomstige toepassing. Ten aanzien van bij de regels te stellen voorschriften zijn de artikelen 8.11, derde lid, 8.12, 8.13, 8.15, 8.16 en 8.22, eerste en tweede lid, van de Wet milieubeheer van overeenkomstige toepassing. 2. Bij een algemene maatregel van bestuur krachtens het eerste lid kan worden bepaald dat de bij of krachtens artikel 1 gestelde verboden niet gelden met betrekking tot het brengen van stoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, in het oppervlaktewater in gevallen, behorende tot een bij die maatregel aangewezen categorie. 3. In afwijking van het eerste lid stellen Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tezamen, regels als bedoeld in het eerste lid vast bij ministeriële regeling indien zij uitsluitend strekken ter uitvoering van een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, tenzij voor een juiste uitvoering wijziging van een algemene maatregel van bestuur of de wet noodzakelijk is. Indien wijziging van een algemene maatregel van bestuur noodzakelijk is, wordt daarvan, gelijktijdig met de voordracht aan Ons, gemotiveerd kennis gegeven aan de Staten-Generaal, onder vermelding van de korte inhoud van de voorgenomen algemene maatregel van bestuur.

Artikel 2

b.

  1. Bij een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 2a, eerste lid, waarbij toepassing is gegeven aan artikel 2a, tweede lid, wordt de verplichting opgelegd het betrokken brengen van stoffen in het oppervlaktewater of het brengen van verandering daarin te melden. 2. In gevallen als bedoeld in het eerste lid wordt bij de maatregel aangegeven: a. het bestuursorgaan waaraan de melding wordt gericht; b. het tijdstip, voorafgaand aan het betrokken brengen van stoffen in het oppervlaktewater of het brengen van verandering daarin, waarop de melding uiterlijk moet zijn gedaan; c. de gegevens die bij de melding moeten worden verstrekt. 3. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kan nadere regels stellen met betrekking tot de in het tweede lid, onder c, bedoelde gegevens en de wijze waarop zij moeten worden verstrekt. 4. De melding wordt - behoudens in gevallen als bedoeld in artikel 7, tweede lid, waarin de paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer niet van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT