Besluit van 14 november 1997, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies ter bevordering van maritiem onderzoek (Besluit subsidies maritiem onderzoek)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1997

555

Besluit van 14 november 1997, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies ter bevordering van maritiem onderzoek (Besluit subsidies maritiem onderzoek)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 11 juli 1997, nr. 97043773 WJA/JZ, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op artikel 2 van de Kaderwet verstrekking financiële middelen EZ; De Raad van State gehoord (advies van 7 oktober 1997, nr.

W10.97.0472);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde minister van 5 november 1997, nr. 97063496 WJA/JZ, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemene bepalingen Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. ondernemer: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, die een onderneming in stand houdt; b. groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

  1. een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

    - meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan, - volledig aansprakelijk vennoot is van of - overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

  2. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen; c. project: een haalbaarheidsproject of onderzoekproject met betrekking tot maritieme activiteiten; d. haalbaarheidsproject: een activiteit, gericht op het tot stand brengen van een schriftelijk rapport, inhoudende een systematisch opgezette en afgeronde analyse en inschatting van de technische of economische mogelijkheden van een onderzoekproject;

    Staatsblad 1997 555 1

    e. onderzoekproject: een voor Nederland nieuwe, planmatige activiteit, bestaande uit industrieel onderzoek of pre-concurrentiële ontwikkeling; f. industrieel onderzoek: het opdoen van nieuwe kennis met het doel deze te gebruiken bij de ontwikkeling van nieuwe producten, processen of diensten of om bestaande producten, processen of diensten aanmerkelijk te verbeteren; g. pre-concurrentiële ontwikkeling: het omzetten van de resultaten van industrieel onderzoek in plannen, schema's of ontwerpen voor nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, processen of diensten; h. maritieme activiteiten: activiteiten die geheel of in overwegende mate verband houden met:

  3. de productie en exploitatie van schepen, 2°. de interactie tussen off-shore-installaties en daarmee vergelijkbare vaste of drijvende installaties en water en

  4. transport over water; i. samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee, niet in een groep verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen, onder wie ten minste twee ondernemers.

Artikel 2
  1. Onze Minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan: a. de deelnemers in een samenwerkingsverband die voor gezamenlijke rekening en risico een project uitvoeren of b. een ondernemer die voor eigen rekening en risico een project uitvoert, waarvan een deel van de activiteiten wordt uitbesteed aan andere natuurlijke personen of rechtspersonen, die niet met hem in een groep, commanditaire vennootschap, vennootschap onder firma of maatschap zijn verbonden. 2. Indien de aanvragers deelnemers in een samenwerkingsverband zijn wordt de subsidie verstrekt aan de deelnemers gezamenlijk en betaald aan de deelnemer die als indiener van de aanvraag om subsidie in de zin van dit besluit is opgetreden. 3. Geen subsidie wordt verstrekt, indien voor het project reeds door Onze Minister subsidie is verstrekt.

Artikel 3
  1. De subsidie voor een haalbaarheidsproject bedraagt 50 procent van de projectkosten, doch niet meer dan een bij regeling van Onze Minister vast te stellen bedrag. 2. De subsidie voor een onderzoekproject bedraagt: a. 50 procent van de projectkosten indien die kosten uitsluitend

betrekking hebben op industrieel onderzoek, b. 37,5 procent van de projectkosten indien die kosten voor ten minste de helft betrekking hebben op industrieel onderzoek, en c. 25 procent van de projectkosten in alle andere gevallen, doch niet meer dan een bij regeling van Onze Minister vast te stellen bedrag. 3. Indien ter zake van de projectkosten of een deel daarvan reeds door een ander bestuursorgaan of de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt, dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het ingevolge het eerste of tweede lid geldende percentage van de projectkosten.

Staatsblad 1997 555 2

Artikel 4
  1. Als projectkosten worden uitsluitend in aanmerking genomen: a. de volgende rechtstreeks aan de uitvoering van het project toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag door een subsidie-ontvanger gemaakte en betaalde kosten:

  1. loonkosten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van een uurloon, berekend op basis van het bruto jaarloon bij een volledige dienstbetrekking volgens de kolommen 3, 4 en 13 van de loonstaat van het betrokken directe personeel en, tot een maximum van 10 procent van de loonkosten per subsidie-ontvanger, van het met projectmanagement belaste personeel, exclusief volledig winstafhankelijke uitkeringen, verhoogd met de wettelijke dan wel de op grond van een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, en van 1600 productieve uren per jaar;

  2. kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen, exclusief winstopslagen bij transacties binnen een groep;

  3. de kosten van aangeschafte machines en apparatuur, met dien verstande dat wordt uitgegaan van de aan het project toe te rekenen lease-termijnen, met uitzondering van financieringskosten, of afschrijvingstermijnen, berekend op basis van de historische aanschafwaarde exclusief winstopslagen bij transacties binnen een groep, een lineaire afschrijvingsmethode en een levensduur van vijf jaar;

  4. aan derden verschuldigde kosten ter zake van studies en onderzoeksactiviteiten en ter zake van de aanschaf van kennis en intellectuele eigendomsrechten alsmede ter zake van de bescherming van die rechten en, tot een maximum van 10 procent van de projectkosten, ter zake van projectmanagement, exclusief winstopslagen bij transacties binnen een groep;

  5. reis- en verblijfskosten alsmede kosten van deelneming aan wetenschappelijke symposia, tot een maximum van 10 procent van de onder 1° bedoelde loonkosten; b. een opslag voor algemene kosten, groot 25 procent van de onder a, aanhef en onder 1°, bedoelde kosten. 2. De kosten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, aanhef en onder 1° en onder 5°, te zamen worden in aanmerking genomen tot een maximum van 20 procent van de projectkosten. 3. Indien geen loonkosten als bedoeld in het eerste lid, onder a, aanhef en onder 1°, worden gemaakt, maar niettemin arbeid ten behoeve van het project wordt verricht, kan Onze Minister daarvoor een redelijk bedrag vaststellen, dat als projectkosten mede in aanmerking wordt genomen. 4. Onze Minister kan toestaan dat in afwijking van het eerste lid het uurloon en de opslag voor algemene kosten worden vastgesteld overeenkomstig een in de gehele organisatie van een subsidie-ontvanger gebruikelijke, controleerbare methodiek. 5. De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de deelnemer in een samenwerkingsverband die de kosten heeft gemaakt omzetbelasting niet in aftrek kan brengen.

Artikel 5
  1. Er is een Adviescommissie maritiem onderzoek die tot taak heeft Onze Minister op zijn verzoek te adviseren omtrent aanvragen om subsidie op grond van dit besluit. 2. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste vier en ten hoogste zes andere leden. De leden zijn deskundig op het terrein waarop de commissie een taak heeft en zijn geen ambtenaren, werkzaam bij het Ministerie van Economische Zaken of het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

    Staatsblad 1997 555 3

  2. De voorzitter en de leden worden door Onze minister voor een termijn van ten hoogste drie jaar benoemd. Zij zijn te allen tijde opnieuw benoembaar. 4. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast. 5. Onze Minister kan waarnemers aanwijzen, die het recht hebben de vergaderingen van de commissie bij te wonen. 6. In het secretariaat van de commissie wordt door Onze Minister voorzien. 7. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie opgeborgen in het archief van dat ministerie. 8. De commissie verstrekt desgevraagd aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is. 9. De commissie stelt jaarlijks voor 1 april een verslag op van zijn werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar. Op verzoek van Onze Minister, maar ten minste elk vierde jaar, stelt de commissie tevens een evaluatieverslag op, waarin het aandacht besteedt aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van zijn taakvervulling. Het jaarverslag en het evaluatieverslag worden aan Onze Minister toegezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.

    § 2. Aanvraag Artikel 6

  3. Onze Minister stelt bij ministeriële regeling perioden vast, na afloop waarvan de aanvragen die in die periode zijn ontvangen, worden behandeld. 2. Onze Minister stelt voorts bij ministeriële regeling...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT