Besluit van 22 december 1997, houdende nadere regels met betrekking tot de rechtspositie van de voorzitter, de andere leden, de plaatsvervangende leden en buitengewone leden van de Registratiekamer (Rechtspositiebesluit leden Registratiekamer)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1998

10

Besluit van 22 december 1997, houdende nadere regels met betrekking tot de rechtspositie van de voorzitter, de andere leden, de plaatsvervangende leden en buitengewone leden van de Registratiekamer (Rechtspositiebesluit leden Registratiekamer)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 30 juni 1997, Directie Wetgeving, nr. 637278/97/6;

Gelet op artikel 40, eerste lid, van de Wet persoonsregistraties; De Raad van State gehoord (advies van 11 november 1997, nr. W03.97.0464);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 19 december 1997, Directie Wetgeving, nr. 671099/97/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder: a. andere leden: de andere leden, bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de wet; b. wet: de Wet persoonsregistraties.

Artikel 2
  1. Aan de voorzitter, de andere leden, de plaatsvervangende en buitengewone leden wordt afschrift verstrekt van het koninklijk besluit waarbij zij tot voorzitter, lid, plaatsvervangend lid, onderscheidenlijk buitengewoon lid van de Registratiekamer zijn benoemd of herbenoemd. 2. Aan de voorzitter en de andere leden wordt bovendien schriftelijk mededeling gedaan van de standplaats, de bezoldiging, alsmede van de omvang van de werktijd uitgedrukt in uren per week, waarbij een benoeming voor de in artikel 21, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement genoemde arbeidsduur geldt als volledige werktijd.

Artikel 3
  1. Indien Onze Minister voornemens is de voorzitter, een ander lid, een plaatsvervangend of een buitengewoon lid na het verstrijken van diens

Staatsblad 1998 10 1

benoemingstermijn, bedoeld in artikel 38, tweede lid, van de wet, niet voor herbenoeming voor te dragen, doet Onze Minister daarvan aan betrokkene uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van die termijn schriftelijk mededeling. 2. Indien de voorzitter, een ander lid, een plaatsvervangend of een buitengewoon lid na het verstrijken van zijn benoemingstermijn niet voor herbenoeming in aanmerking wenst te komen, geeft hij hiervan uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van zijn benoemingstermijn kennis aan Onze Minister. 3. Aan de voorzitter, een ander lid, een plaatsvervangend of een buitengewoon lid wordt, behoudens in geval van herbenoeming, geacht eervol ontslag te zijn verleend zodra zijn benoemingstermijn is verstreken.

Artikel 4
  1. Het salaris van de voorzitter wordt, bij benoeming voor de volledige werktijd, vastgesteld op het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. 2. Het salaris van de andere leden wordt, bij benoeming voor de volledige werktijd, vastgesteld op het maximum van salarisschaal 17 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. 3. Bij benoeming voor een gedeeltelijke werktijd, wordt het salaris, bedoeld in het eerste en tweede lid, naar evenredigheid vastgesteld.

Artikel 5
  1. Boven en behalve het salaris, bedoeld in artikel 4, genieten de voorzitter en de andere leden een vakantie-uitkering, een eindejaarsuitkering, een ziektekostenvergoeding en een vergoeding van verplaatsingskosten met overeenkomstige toepassing van de regels die gelden voor de ambtenaren in de sector Rijk. 2. Indien aan de ambtenaren in de sector Rijk een eenmalige uitkering wordt toegekend, ontvangen de voorzitter en de andere leden deze op gelijke voet. 3. Voorts genieten de voorzitter en de andere leden een gratificatie bij ambtsjubileum op de tijdstippen en tot de bedragen als voor de ambtenaren in de sector Rijk gelden. Bij de bepaling van de diensttijd wordt rekening gehouden met de tijd in overheidsdienst doorgebracht, zulks met overeenkomstige toepassing van de regels die gelden voor de ambtenaren in de sector Rijk.

Artikel 6
  1. Aan de plaatsvervangende en de buitengewone leden wordt een vergoeding toegekend met overeenkomstige toepassing van de regels die gelden voor de rechters-plaatsvervangers. 2. Aan de plaatsvervangende leden die optreden als voorzitter van een meervoudige afdeling of als enkelvoudige afdeling, wordt een vergoeding toegekend met overeenkomstige toepassing van de regels die gelden voor de raadsheren-plaatsvervangers.

Artikel 7
  1. De voorzitter of een ander lid kan worden verplicht te gaan wonen of te blijven wonen in of nabij de gemeente waarin de Registratiekamer is gevestigd, indien dit naar het oordeel van Onze Minister noodzakelijk is in verband met de goede vervulling van zijn functie. 2. Aan deze verplichting moet worden voldaan binnen twee jaar nadat zij is opgelegd.

Staatsblad 1998 10 2

Artikel 8

Ten aanzien van de voorzitter en de andere leden zijn de hoofdstukken V (Vakantie en verlof) en VI (Bedrijfsgeneeskundige begeleiding en voorzieningen in verband met ziekte) van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Rijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9

De voorzitter die wegens ziekte of om andere redenen verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, geeft...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT