Besluit van 24 april 2006, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de implementatie van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (PbEU L 158 en L 229)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2006

215

Besluit van 24 april 2006, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de implementatie van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (PbEU L 158 en L 229)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 20 februari 2006, nr. 5405850/06/6;

Gelet op artikelen 2, vierde lid, 12, tweede lid, 54, eerste lid, en 112 van de Vreemdelingenwet 2000;

De Raad van State gehoord (advies van 17 maart 2006, nr. W03.06.0057/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 14 april 2006, nr. 5414373/06/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt gewijzigd als volgt:

A

De artikelen 1.5 en 1.8 tot en met 1.10 vervallen.

B

Artikel 2.9

derde lid, komt te luiden: 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder e, dan wel l, van de Wet, en het familielid, bedoeld in artikel 8.7, tweede en derde lid, en de vreemdeling, bedoeld in artikel 8.7, vierde lid. Op deze vreemdelingen is artikel 8.8 van toepassing.

Staatsblad 2006 215 1

C

Artikel 2.10

derde lid, komt te luiden: 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder e, dan wel l, van de Wet, het familielid, bedoeld in artikel 8.7, tweede en derde lid, en de vreemdeling, bedoeld in artikel 8.7, vierde lid.

D

Artikel 2.11

vierde lid, komt te luiden: 4. Het eerste lid is niet van toepassing op de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder e, dan wel l, van de Wet, het familielid, bedoeld in artikel 8.7, tweede en derde lid, en de vreemdeling, bedoeld in artikel 8.7, vierde lid.

E

Artikel 3.3

wordt gewijzigd als volgt.

  1. Het eerste lid, onderdeel d, vervalt.

  2. Het eerste lid, onderdeel e, wordt geletterd d.

  3. Het tweede lid vervalt.

  4. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

F

Artikel 4.5

derde lid, komt te luiden: 3. Het eerste lid, onder b en c, is niet van toepassing op de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder e, dan wel l, van de Wet, het familielid, bedoeld in artikel 8.7, tweede en derde lid, en de vreemdeling, bedoeld in artikel 8.7, vierde lid.

G

Artikel 4.21

eerste lid, onderdeel b, komt te luiden: b. voor vreemdelingen die rechtmatig verblijven als bedoeld in artikel 8 onder e, van de Wet: een geldig nationaal paspoort of geldige identiteitskaart, indien zij de nationaliteit van een staat bezitten als bedoeld in artikel 8.7, eerste lid, of, indien zij een zodanige nationaliteit niet bezitten: 1°. een geldig nationaal paspoort met een voor inreis benodigd visum,

indien na inreis nog geen drie maanden zijn verstreken;

  1. een geldig nationaal paspoort met een stempel van de inreis, indien voor inreis geen visum benodigd is en na inreis nog geen drie maanden zijn verstreken;

  2. een geldig nationaal paspoort met een door de bevoegde autoriteiten afgegeven verklaring als bedoeld in artikel 8.13, vierde lid, indien na afgifte van de verklaring nog geen zes maanden zijn verstreken; of

  3. een door de bevoegde autoriteiten afgegeven verblijfsdocument als bedoeld in artikel 8.13, vijfde lid, dan wel artikel 8.20, eerste lid;.

Staatsblad 2006 215 2

H

Artikel 4.37

wordt gewijzigd als volgt:

  1. Het vijfde lid wordt vernummerd tot zesde lid.

  2. Na het vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende: 5. De in het eerste en derde lid omschreven verplichtingen rusten niet op de onderdaan van een staat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of de onderdaan van Zwitserland met verblijfsrecht van maximaal drie maanden als bedoeld in artikel 8.11.

I

Artikel 4.42

tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:

  1. Onderdeel b vervalt.

  2. De onderdelen c en d worden verletterd tot onderdelen b en c.

J

Aan artikel 4.46, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Het eerste lid is evenmin van toepassing op familieleden als bedoeld in artikel 8.7, tweede, derde en vierde lid, die voor hun komst naar Nederland reeds rechtmatig verblijf hebben verkregen in een andere staat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte dan wel Zwitserland en die zich vanuit die staat dan wel Zwitserland naar Nederland verplaatsen.

K

Artikel 4.47

vierde lid, vervalt.

L

In artikel 4.48, derde lid, vervallen de dubbele punt, onderdeel a en de aanduiding «b.».

M

Artikel 4.49

wordt gewijzigd als volgt:

  1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

  2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 2. Het eerste lid is niet van toepassing op onderdanen van een staat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en op onderdanen van Zwitserland.

    N

    Aan artikel 4.51 wordt een lid toegevoegd, luidende: 4. Het eerste lid is niet van toepassing op onderdanen van een staat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en op onderdanen van Zwitserland.

    Staatsblad 2006 215 3

    O

    P

    Paragraaf 2 van afdeling 2 van Hoofdstuk 8 komt te luiden:

    Paragraaf 2 EG/EER Artikel 8.7

  3. Deze paragraaf is van toepassing op vreemdelingen die de nationaliteit bezitten van een staat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, dan wel van Zwitserland, en die zich naar Nederland begeven of in Nederland verblijven. 2. Deze paragraaf is eveneens van toepassing op de familieleden die een vreemdeling als bedoeld in het eerste lid naar Nederland begeleiden of zich bij hem in Nederland voegen, voor zover het betreft: a. de echtgenoot; b. de partner, waarmee de vreemdeling een naar Nederlands internationaal privaatrecht geldig geregistreerd partnerschap is aangegaan; c. de rechtstreekse bloedverwant in neergaande lijn, van een vreemdeling als bedoeld in het eerste lid, of van diens echtgenoot of geregistreerd partner, voor zover die bloedverwant jonger is dan 21 jaar of ten laste is van die echtgenoot of geregistreerd partner; of d. de rechtstreekse bloedverwant in opgaande lijn die ten laste is van de vreemdeling of van het gezinslid, bedoeld onder a of b. 3. Deze paragraaf is voorts van toepassing op andere familieleden dan bedoeld in het tweede lid, die een vreemdeling als bedoeld in het eerste lid naar Nederland begeleiden of zich bij hem in Nederland voegen, in geval zij: a. in het land van herkomst ten laste zijn van of inwonen bij die vreemdeling; of b. vanwege ernstige gezondheidsredenen een persoonlijke verzorging door die vreemdeling strikt behoeven. 4. Deze paragraaf is eveneens van toepassing op de ongehuwde partner die een vreemdeling als bedoeld in het eerste lid naar Nederland begeleidt of zich bij hem in Nederland voegt en die een deugdelijk bewezen duurzame relatie met die vreemdeling heeft, en op de rechtstreekse bloedverwant in de neergaande lijn van een zodanige partner, voor zover die bloedverwant jonger is dan 18 jaar en die partner vergezelt of zich bij die partner in Nederland voegt.

Artikel 8.8
  1. Aan een vreemdeling als bedoeld in artikel 8.7, die in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding, kan de toegang tot Nederland slechts worden geweigerd om redenen van openbare orde of openbare veiligheid, dan wel volksgezondheid: a. indien de vreemdeling op grond van zijn persoonlijke gedrag een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt; b. in het geval van potentieel epidemische ziekten zoals gedefinieerd in de relevante instrumenten van de Wereldgezondheidsorganisatie dan wel andere infectieziekten of besmettelijke parasitaire ziekten, ten aanzien waarvan in Nederland beschermende regelingen ten aanzien van Nederlanders worden getroffen;

Staatsblad 2006 215 4

Artikel 8.15

wordt vernummerd tot artikel 8.26.

  1. indien hij om redenen van de openbare orde of openbare veiligheid uit Nederland is verwijderd en sinds de verwijdering nog geen redelijke termijn is verstreken. 2. De ambtenaren, belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen, weigeren niet dan ingevolge een bijzondere aanwijzing van Onze Minister de toegang tot Nederland aan een vreemdeling als bedoeld in het eerste lid. De weigering geschiedt schriftelijk. 3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op de onderdaan van België of Luxemburg die geen gemeenschapsonderdaan is. Op deze vreemdeling is artikel 8.5 van toepassing. 4. Een vreemdeling die niet beschikt over het vereiste document voor grensoverschrijding, wordt niet uitgezet dan nadat hem gedurende een redelijke termijn de gelegenheid is gegeven dat document te verkrijgen of op andere wijze te laten vaststellen of bewijzen dat hij het recht op vrij verkeer en verblijf geniet.

Artikel 8.9

Aan een vreemdeling als bedoeld in artikel 8.7, tweede, derde of vierde lid...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT