Besluit van 23 december 2010, houdende wijziging van het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000, ter nadere invulling van de eisen die worden gesteld op grond van de Wet introductie premiepensioeninstellingen (Besluit introductie premiepensioeninstellingen)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang

2010

0

888

Besluit van 23 december 2010, houdende wijziging van het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000, ter nadere invulling van de eisen die worden gesteld op grond van de Wet introductie premiepensioeninstellingen (Besluit introductie premiepensioeninstellingen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 14 juli 2010, nr. FM 2010-4842 M, gedaan mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op de artikelen 2:54h, derde lid, 2:121a, tweede lid, 3:9, derde lid, 3:10, tweede en derde lid, 3:17, tweede lid, 3:18, tweede en derde lid, 3:53, derde lid, 3:71, tweede lid, 3:267b, vijfde en zesde lid, en 4:71c, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht, de artikelen 33, tweede lid, 46, vijfde lid, 108a, tweede lid, 147, zesde lid, 151, zevende lid, 160, vierde lid, 179, eerste lid, en 203, vierde lid, van de Pensioenwet, de artikelen 42, tweede lid, 57, vijfde lid, 113a, tweede lid, 142, zesde lid, 146, zevende lid, 155, vierde lid, 174, eerste lid, en 197, vierde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling en artikel 13, derde lid, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;

De Raad van State gehoord (advies van 11 augustus 2010, nr. W06.10.0349/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën, uitgebracht mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 21 december 2010, nr. FM 2010-15838 U;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Staatsblad 2010 888 1

ARTIKEL I

Het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, eerste lid, worden in de numerieke volgorde de volgende artikelen ingevoegd:

2:54h, eerste lid, 2:121a, eerste lid,.

B

Na artikel 31e wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 2.4B Uitoefenen van bedrijf van premiepensioeninstelling Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 2:54h, derde lid, en 2:121a, tweede lid, van de wet

Artikel 31

f.

  1. De gegevens, bedoeld in artikel 2:54h, derde lid, van de wet zijn: a. een opgave van de naam, het adres en het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de internetpagina van de premiepensioeninstelling; b. een opgave van de rechtsvorm van de premiepensioeninstelling; c. een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen; d. een opgave van het nummer van inschrijving in het handelsregister; e. een gewaarmerkt afschrift van de statuten; f. een programma van werkzaamheden die de premiepensioeninstelling voornemens is te verrichten; g. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:8 van de wet is bepaald met betrekking tot de deskundigheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen; h. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen of onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken; i. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:10, eerste lid, van de wet; j. een beschrijving van de zeggenschapsstructuur aan de hand waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan artikel 3:16 van de wet; k. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van de wet; l. bescheiden waaruit het eigen vermogen, bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, van de wet blijkt; en m. indien de aanvrager zetel heeft in Nederland en voornemens is tevens als adviseur, bemiddelaar, gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent in verzekeringen in Nederland op te treden:

  1. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de deskundigheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen en met betrekking tot de vakbekwaamheid van de werknemers en andere natuurlijke personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de premiepensioeninstelling rechtstreeks bezighouden met

    Staatsblad 2010 888 2

    financiële dienstverlening; en

  2. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge de wet is bepaald met betrekking tot de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 4:15, tweede lid, onderdeel b, aanhef en onder 1° en 2°, van de wet. 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdelen g en m, onder 1°, zijn: a. ten aanzien van de personen die het dagelijks beleid bepalen: 1°. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de functie;

  3. een curriculum vitae;

  4. een opgave van de relevante diploma's;

  5. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en

  6. een opgave van referenten; b. ten aanzien van de werknemers en andere natuurlijke personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de premiepensioeninstelling rechtstreeks bezighouden met het verlenen van de financiële dienst: een beschrijving van de wijze waarop de vakbekwaamheid van deze personen wordt gewaarborgd. 3. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, zijn: a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de functie; b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in de bijlage bij dit besluit; en d. een opgave van referenten. 4. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel m, onder 2°, zijn: a. een beschrijving van de bedrijfsvoering die de premiepensioeninstelling in staat stelt te voldoen aan de bewaarplicht in verband met advisering; of b. indien de premiepensioeninstelling afwijkt van de bewaarplicht: het protocol van het adviesproces. 5. Het eerste lid, onderdeel h, is niet van toepassing ten aanzien van personen wier betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet, de Pensioenwet of de Wet verplichte beroepspensioenregeling door een toezichthouder reeds is vastgesteld.

Artikel 31

g.

Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 31f, eerste lid, onderdeel f, dat wordt overgelegd door degene die een vergunning aanvraagt voor het uitoefenen van het bedrijf van premiepensioeninstelling, bevat het volgende: a. een opgave van de aard van de overeenkomsten die de premiepensioeninstelling voornemens is te sluiten; b. een raming van de kosten voor de inrichting van de administratie en van het productienet en bewijsstukken waaruit blijkt dat de premiepensioeninstelling beschikt over de financiële middelen ter dekking daarvan; c. een raming voor de eerste drie boekjaren van de andere dan de in onderdeel b bedoelde kosten van beheer, in het bijzonder van de algemene kosten en de provisies; en d. een raming voor de eerste drie boekjaren van de premies.

Artikel 31

h.

De aanvraag van instemming, bedoeld in artikel 2:121a, tweede lid, gaat vergezeld van een opgave van:

Staatsblad 2010 888 3

a. de staat waarvan de voor bedrijfspensioenvoorziening geldende sociale- en arbeidswetgeving van toepassing is op de rechtsverhouding tussen de bijdragende onderneming en de werknemers of op degene die een vrij beroep uitoefent; b. de naam van de bijdragende onderneming; en c. de voornaamste kenmerken van de pensioenregeling die voor de bijdragende onderneming zal worden uitgevoerd.

ARTIKEL II

Het Besluit prudentiële regels Wft wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 10, eerste lid, 11, eerste lid, 12, eerste lid, 13, eerste lid, 17, eerste lid, 18, 19, 20, eerste lid, 21, eerste lid, 22, 27, tweede lid, 28, 29, 30, en 31, eerste lid, wordt «kredietinstelling, verzekeraar» telkens vervangen door: kredietinstelling, premiepensioeninstelling, verzekeraar.

B

In artikel 14, eerste en tweede lid, wordt «levensverzekeraar of bijkantoor» telkens vervangen door: levensverzekeraar, premiepensioeninstelling of bijkantoor.

C

In de artikelen 11, tweede, derde, vierde en vijfde lid, en 129, wordt «kredietinstelling of verzekeraar» telkens vervangen door: kredietinstelling, premiepensioeninstelling of verzekeraar.

D

Aan artikel 48, eerste lid, worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel p door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende: q. € 225.000 voor een premiepensioeninstelling als bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, van de wet; r. € 112.500 voor een pensioenbewaarder als bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, van de wet.

E

Artikel 50

eerste lid, komt te luiden: 1. Het minimumbedrag aan eigen vermogen van een bank als bedoeld in artikel 2:13, eerste lid, 3:53, eerste lid, of 3:54, eerste lid, van de wet, van een beheerder van een instelling voor collectieve beleggingen in effecten als bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, van de wet, van een beheerder als bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, of 3:55, eerste lid, van de wet die geen beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten is en die een vermogen van minder dan € 250 miljoen beheert, van een beleggingsmaatschappij als bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, van de wet, van een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, of 3:54, eerste lid, van de wet, van een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT