Besluit van 29 augustus 2007 tot wijziging van het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000 in verband met de invoering van termijnen voor de behandeling van een verzoek tot vrijstelling en enige andere wijzigingen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2007

393

Besluit van 29 augustus 2007 tot wijziging van het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000 in verband met de invoering van termijnen voor de behandeling van een verzoek tot vrijstelling en enige andere wijzigingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 juni 2007, nr. AV/PB/07/22038;

Gelet op artikel 13, derde lid, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;

De Raad van State gehoord (advies van 20 juli 2007, no. W12.07.0184/ III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en

Werkgelegenheid van 23 augustus 2007, nr. AV/BP/07/25763;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1

a. Termijnen.

  1. Een bedrijfstakpensioenfonds hanteert bij de behandeling van de verzoeken tot vrijstelling, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 5 en 6, de volgende termijnen: a. na ontvangst van het verzoek wordt binnen twee weken beoordeeld of het verzoek in behandeling kan worden genomen; b. indien nodig krijgt de werkgever vier weken om het verzoek aan te vullen; c. nadat het verzoek in behandeling is genomen wordt de beslissing op het verzoek binnen 6 weken afgegeven. 2. De termijn, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt verlengd: a. met 12 weken indien aan de vrijstelling het voorschrift van een gelijkwaardige pensioenregeling wordt verbonden, bedoeld in artikel 7, vijfde lid; of

Staatsblad 2007 393 1

  1. met vier weken indien een financiële bijdrage is vereist ter vergoeding van verzekeringstechnisch nadeel als bedoeld in artikel 7, vierde lid. 3. Nadat de werkgever, in de situatie bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, de gegevens heeft overgelegd beslist het bedrijfstakpensioenfonds binnen 6 weken of er sprake is van een gelijkwaardige pensioenregeling. Indien naar het oordeel van het bedrijfstakpensioenfonds de pensioenregeling nog niet geheel gelijkwaardig is, krijgt de werkgever maximaal 12 weken om de gelijkwaardigheid alsnog aan te tonen.

B

Artikel 5

wordt als volgt gewijzigd:

  1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «indien de uitkomst van de berekening van de performancetoets minder is dan - 1,28» vervangen door: indien de uitkomst van de berekening van de performancetoets, nadat bij die uitkomst 1,28 is opgeteld, negatief is.

  2. Aan het derde lid wordt de volgende zin toegevoegd:

    Bij de vaststelling van de normportefeuille geeft het bestuur van het bedrijfstakpensioenfonds aan welk beleid wordt gehanteerd voor de periodieke herschikking van de in de normportefeuille vastgelegde verdeling in vastrentende en zakelijke waarden.

  3. Het vierde lid komt als volgt te luiden: 4. In afwijking van het tweede en derde lid kan het bestuur van het bedrijfstakpensioenfonds een eenmaal vastgesteld beleggingsbeleid respectievelijk vastgestelde normportefeuille in de loop van een jaar voor het op dat moment nog resterende deel van dat jaar maximaal twee maal opnieuw vaststellen indien door een onvoorziene substantiële wijziging in de verplichtingenstructuur of door een substantiële wijziging in de waarde van de beleggingen niet langer sprake is van een adequate verdeling tussen vastrentende en zakelijke waarden als bedoeld in het tweede en derde lid. Aan het besluit tot hernieuwde vaststelling ligt een risicoanalyse ten grondslag waarbij ook de verplichtingen van het bedrijfstakpensioenfonds zijn betrokken.

    C

    Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5

a. Performancetoets na fusie van bedrijfstakpensioenfondsen.

Voor de performancetoets, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van een bedrijfstakpensioenfonds dat is ontstaan door de fusie van twee of meer bedrijfstakpensioenfondsen waarop artikel 5, zesde lid niet van toepassing is, wordt, voor de kalenderjaren vóór de fusie, gebruik gemaakt van de gegevens van de gefuseerde bedrijfstakpensioenfondsen waarbij de verhouding tussen deze gegevens gelijk is aan de verhouding tussen de totale vermogens van de gefuseerde bedrijfstakpensioenfondsen ten tijde van de fusie.

D

Aan artikel 7, vijfde lid, worden de volgende zinnen toegevoegd:

Staatsblad 2007 393 2

Indien het bedrijfstakpensioenfonds en de werkgever daarmee instemmen kan worden afgezien van de berekening, bedoeld in de vorige zin, en kan in plaats daarvan de gelijkwaardigheid worden aangetoond door middel van een kwalitatieve toets. Ten behoeve van de toets op gelijkwaardigheid verstrekt het bedrijfstakpensioenfonds de werkgever informatie over de pensioenregeling van het bedrijfstakpensioenfonds.

E

Artikel 9

komt te luiden:

Artikel 9

a. Overgangsrecht.

Artikel 1

a is van toepassing indien het verzoek tot vrijstelling, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 5 en 6, wordt gedaan na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, van het Besluit van 29 augustus 2007 tot wijziging van het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000 in verband met de invoering van termijnen voor de behandeling van een verzoek tot vrijstelling en enige andere wijzigingen.

F

Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:

  1. In punt 6 vervalt «vanaf 2004».

  2. De punten 7 en 8 vervallen.

  3. Punt 9 wordt vernummerd tot punt 7.

  4. Punt 7 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel a wordt «Voor periode 2» vervangen door: Voor periode 2 en 3 en wordt «het subscript «periode 2»» vervangen door: het subscript «periode 2 dan wel 3». b. In onderdeel b wordt «Voor periode 2» vervangen door: Voor periode 2 en 3 en wordt «het subscript «periode 2»» vervangen door: het subscript «periode 2 dan wel 3». c. In onderdeel c wordt «voor periode 1, en dezelfde formule voor periode 2, maar dan met subscript «periode 2»

    Vervolgens worden de zperiode 1 en zperiode 2 teruggebracht worden naar

    één periode van een jaar, door de formule zj =zperiode 1 +zperiode 2

    De na deze berekening verkregen zj wordt in de formules van de punten 6, 7 en 8 verwerkt.» vervangen door: voor periode 1, en dezelfde formule voor periode 2 en 3, maar dan met subscript «periode 2 dan wel 3»

    Vervolgens worden de zperiode 1,zperiode 2 en zperiode 3 teruggebracht naar

    één periode van een jaar, door de formule zj =zperiode 1...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT