Besluit van 26 mei 1999 in het beroep van het Bestuurscollege van het Eilandgebied Bonaire tegen de beschikking van de Waarnemend Gouverneur van de Nederlandse Antillen van 18 juni 1998 (Publicatieblad van de Nederlandse Antillen, no. 106) tot vernietiging van de beschikking van het Bestuurscollege van het Eilandgebied Bonaire van 26 mei 1998 tot toekenning van een «goodwill»-gratificatie aan het per 31 mei 1998 in dienst zijnde personeel van het Eilandgebied Bonaire, met uitzondering van de non-aktieven

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1999

226

Besluit van 26 mei 1999 in het beroep van het Bestuurscollege van het Eilandgebied Bonaire tegen de beschikking van de Waarnemend Gouverneur van de Nederlandse Antillen van 18 juni 1998 (Publicatieblad van de Nederlandse Antillen, no. 106) tot vernietiging van de beschikking van het Bestuurscollege van het Eilandgebied Bonaire van 26 mei 1998 tot toekenning van een «goodwill»-gratificatie aan het per 31 mei 1998 in dienst zijnde personeel van het Eilandgebied Bonaire, met uitzondering van de non-aktieven

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Beschikken bij dit besluit op het beroep ingesteld door het Bestuurs-college van het Eilandgebied Bonaire bij brief van 30 juli 1998 tegen na te melden besluit van de Waarnemend Gouverneur van 18 juni 1998.

  1. Overzicht van het geschil

    Bij besluit van 26 mei 1998 heeft het Bestuurscollege van het Eilandgebied Bonaire (hierna: appellant) besloten om krachtens artikel 75, tweede lid, van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (LMA) aan het gehele per 31 mei 1998 in dienst zijnde personeel, met uitzondering van de zogenoemde non-aktieven, een «goodwill»-gratificatie toe te kennen.

    Bij besluit van 18 juni 1998 heeft de Waarnemend Gouverneur van de Nederlandse Antillen (hierna: verweerder) dit besluit met toepassing van artikel 102 juncto artikel 99 van de Eilandenregeling Nederlandse Antillen (ERNA) vernietigd. Dit besluit is op 26 juni 1998 aan het Eilandbestuur ter kennis gebracht.

    Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 30 juli 1998, op dezelfde dag bij de Raad van State ingekomen, bij Ons beroep ingesteld.

    Ingevolge artikel 100, achtste lid, ERNA beslissen Wij, de Raad van State van het Koninkrijk (hierna: de Raad) gehoord, bij met redenen omkleed besluit, op dit beroep. Bij brief van 4 december 1998 heeft de Secretaris van de Raad partijen medegedeeld dat het advies aan Ons zou worden voorbereid door de vierde afdeling van de Raad.

    Deze afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 januari 1999, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. F.H.A.M. Thunnissen,

    Staatsblad 1999 226 1

    advocaat te 's-Gravenhage, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.B. van Rijn, advocaat te 's-Gravenhage, zijn verschenen.

    De Raad heeft op 7 april 1999 een advies vastgesteld, dat op 12 april 1999 aan Ons is uitgebracht.

  2. Overwegingen ten aanzien van het geschil

    2.1. Ten aanzien van de vraag of het besluit van appellant terecht is vernietigd overwegen Wij het volgende.

    2.1.1. Aan het besluit tot toekenning van de gratificatie is het volgende ten grondslag gelegd.

    Er zijn meerdere maatregelen (centraal) genomen die de draagkracht en de motivatiegrens van het personeel van het eilandgebied Bonaire ernstig hebben aangetast.[...]De ambtenaren van het eilandgebied Bonaire hebben reeds een grotere (financiële) achterstand ten opzichte van de collega's van de andere Antilliaanse zustereilanden. Tevens heeft Bonaire een hoger prijspeil [. . .] . Een factor welke de produktiviteit van het zittend personeel tevens...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT