Besluit van 7 oktober 1996, houdende regels betreffende het weigeren van vergoeding van kosten van bijstand en uitkeringen aan gemeenten (Besluit weigering rijksvergoeding Abw, Ioaw en Ioaz)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1996

519

Besluit van 7 oktober 1996, houdende regels betreffende het weigeren van vergoeding van kosten van bijstand en uitkeringen aan gemeenten (Besluit weigering rijksvergoeding Abw, Ioaw en Ioaz)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 juli 1996, Directie Bijstandszaken, Nr. BZ/UB/96/3370;

Gelet op artikel 136, vierde lid, van de Algemene bijstandswet, artikel 59, vierde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 59, vierde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

De Raad van State gehoord (advies van 26 augustus 1996, nr. W12.96.0296);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 26 september 1996, Directie Bijstandszaken, Nr. BZ/UB/96/4171;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder: a. Abw: de Algemene bijstandswet; b. Ioaw: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers; c. Ioaz: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; d. maatregel: het weigeren, terugvorderen of verrekenen van rijksvergoeding als bedoeld in artikel 134, eerste en tweede lid, van de Abw, artikel 57, eerste lid, van de Ioaw en artikel 57, eerste lid, van de Ioaz. e. rijksaandeel: het deel van de kosten van bijstand, onderscheidenlijk uitkering, waarvoor het Rijk krachtens de Abw, de Ioaw of de Ioaz vergoeding verleent.

Artikel 2

In een geval als bedoeld in artikel 136, derde lid, van de Abw, artikel 59, derde lid, van de Ioaw, of artikel 59, derde lid, van de Ioaz stelt Onze Minister het bedrag van de maatregel vast op het rijksaandeel in het

Staatsblad 1996 519 1

bedrag dat in strijd met het bij of krachtens die wetten bepaalde aan bijstand, onderscheidenlijk uitkering, is verleend, dan wel niet is teruggevorderd of verhaald. Indien geen toepassing is gegeven aan artikel 14a van de Abw, artikel 20a van de Ioaw, of artikel 20a van de Ioaz stelt Onze Minister het bedrag van de maatregel vast op het bedrag dat door de nalatigheid van de gemeente niet ten bate van het Rijk komt.

Artikel 3
  1. Indien in een geval als bedoeld in artikel 136, derde lid, onder b, van de Abw, artikel 59, derde lid, onder b, van de Ioaw, of artikel 59, derde lid, onder b, van de Ioaz het bedrag, bedoeld in artikel 2, niet kan worden vastgesteld, stelt Onze Minister het bedrag van de maatregel vast op een percentage van het totaalbedrag van de door burgemeester en wethouders op grond van de desbetreffende wet over het betrokken vergoedingsjaar gedeclareerde rijksvergoeding. 2. Het in het eerste lid bedoelde percentage is: a. indien niet is voldaan aan het bepaalde bij of krachtens paragraaf 2, 3, 4, 5 en 6 van hoofdstuk V van de Abw, artikel 13 tot en met 19 van de Ioaw of artikel 13 tot en met 19 van de Ioaz: ten hoogste 3; b. indien niet is voldaan aan het bepaalde bij of krachtens artikel 111 van de Abw, artikel 34 van de Ioaw of artikel 34 van de Ioaz: ten hoogste 2; c. indien niet is voldaan aan het bepaalde bij of krachtens artikel 117 van de Abw, artikel 41 van de Ioaw of artikel 41 van de Ioaz: ten minste 0,5 en ten hoogste 3; d. indien niet is voldaan aan het bepaalde bij of krachtens artikel 118 van de Abw, artikel 42 van de Ioaw of artikel 42 van de Ioaz: ten hoogste 2. 3. Indien de tekortkoming, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op een deel van het vergoedingsjaar wordt het bedrag van de maatregel naar evenredigheid vastgesteld. 4. Bij ministeriële regeling worden met betrekking tot het tweede lid nadere regels gesteld.

Artikel 4
  1. Onze Minister kan besluiten van een maatregel af te zien indien de tekortkoming, bedoeld in artikel 136, derde lid, van de Abw, artikel 59, derde lid, van de Ioaw, of artikel 59, derde lid, van de Ioaz: a. van bijzondere aard of geringe betekenis is; of b. de gemeente zich in een geval als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a en c, naar het oordeel van Onze Minister voldoende heeft ingespannen om de tekortkoming op te heffen. 2. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot het eerste lid, onder b, nadere regels worden gesteld.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit weigering rijksvergoeding Abw, Ioaw en Ioaz.

Staatsblad 1996 519 2

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 7 oktober 1996

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A. P. W. Melkert

Uitgegeven de negenentwintigste oktober 1996

De Minister van Justitie, W. Sorgdrager

6S0514 ISSN 0920 - 2064 Sdu Uitgevers 's-Gravenhage 1996

Staatsblad 1996 519 3

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

  1. Inleiding

Artikel 136

derde lid, van de Algemene bijstandswet (Abw) geeft Onze Minister de mogelijkheid rijksvergoeding te weigeren dan wel, indien rijksvergoeding reeds is betaald, deze geheel of gedeeltelijk terug te vorderen of te verrekenen. Overeenkomstige bepalingen zijn te vinden in artikel 59, derde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en artikel 59, derde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz). Van de bevoegdheid kan gebruik worden gemaakt, indien de gemeente zich bij de uitvoering van de wet niet houdt aan de in de wet gestelde eisen van rechtmatigheid en doelmatigheid.

Deze mogelijkheid is aan Onze Minister gegeven om over een effectief instrument te beschikken waarmee de uitvoeringspraktijk kan worden bijgestuurd. Het is steeds de bedoeling om de feitelijke uitvoeringspraktijk in overeenstemming te brengen met de door de wetgever beoogde. Toepassing van de bevoegdheid tot het weigeren van rijksvergoeding is er dan ook op gericht om de naleving van de wet door de gemeente af te kunnen dwingen.

Daarnaast vervult de weigering rijksvergoeding in het departementaal vaststellingsproces van rijksvergoeding aan gemeenten een functie in het kader van een ordelijk financieel beheer in relatie tot de uitvoering van de rijksbegroting.

Op grond van de betreffende wetten richt het aldus afdwingen van naleving zich op het eventueel weigeren van rijksvergoeding bij:

- onrechtmatig verleende bijstand of uitkering, - het niet voldoen aan met name genoemde uitvoeringsvoorschriften die verband houden met het verlenen van bijstand of uitkering, zoals de samenwerkingsverplichting met de arbeidsvoorzieningsorganisatie, eisen aangaande de administratie en fraudebeleid en

- bijstand of uitkering, die niet of niet volledig is terug gevorderd of verhaald.

Uit de verwijzing naar de activeringsdoelstelling blijkt dat bij de beoordeling van de aanvraag rijksvergoeding ook doelmatigheidsaspecten van de wetsuitvoering worden betrokken. Bij de toetsing van de rechtmatigheid is aan de orde of er wetsconform is gehandeld. Indien gehandeld wordt in strijd met doelmatigheidsaspecten die in wettelijke...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT